United States or Hungary ? Vote for the TOP Country of the Week !


Damascus, tot het uiterste gebracht, zendt vier maagden tot Tamerlan, om genade te verwerven, doch zij worden meedoogenloos geslacht. Dit wordt gevolgd door een alleenspraak van Tamerlan, die van zijn hartstochtelijke liefde voor Zenocrate getuigenis aflegt. Toch is hij niet verzacht, want hij laat terstond daarna Bajazet, in zijn kooi, met Zabina voor zich brengen; doch op het bericht, dat wel Damascus genomen, maar de sultan van Egypte, alsmede de koning van Arabië, vroeger met Zenocrate verloofd, met hun leger nabij zijn, vertrekt hij terstond ten strijde. Bajazet, alleen gelaten, maakt, na een gesprek met zijn echtgenoote Zabina, van de gelegenheid gebruik om zich het hoofd tegen de kooi te verbrijzelen en Zabina volgt zijn voorbeeld. Zenocrate verschijnt en klaagt bitter over Tamerlans wreedheid. Middelerwijl woedt de strijd, de koning van Arabië komt doodelijk gewond op en sterft; onmiddellijk daarna komt Tamerlan als overwinnaar terug, vergezeld van den sultan van Egypte, die in zijn macht is gevallen, doch het leven behoudt en zelfs zijn rijk terugontvangt, zooals Tamerlan zegt in een toespraak, die het eerste stuk besluit (V. 2): Dat het tweede deel verscheiden jaren later speelt, blijkt hieruit, dat er drie zoons van Tamerlan en Zenocrate in optreden, allen reeds van den leeftijd om de wapenen te voeren. Doch overigens in alles hetzelfde, Tamerlan is er met de jaren niet makker op geworden; eer zou men zeggen, dat zijn woestheid nog is toegenomen, en tevens treden er eenige tegenstanders op, die evenzoo van hun legers, gevechten en overwinningen zwetsen, kortom een even grooten mond opzetten als hij. Zij worden natuurlijk overwonnen; Tamerlan spant een paar der gevangen koningen voor zijn wagen, legt hun een gebit in den mond, neemt de teugels in de linkerhand en een zweep in de rechter, waarmede hij hen voortdrijft; zoo verschijnt hij een paar keer ten tooneele (IV. 4 en V. 1). De woorden van den zwetsenden Pistool, Falstaff's vaandrig (2 Kon. Hendrik

Maar zyn ze dan niet vòòr alles eenig herstel van eer schuldig aan de mannen die zy gedurende hun theologische loopbaan verketterden en uitscholden? Aan de mannen die dan toch blyk gaven van helderder inzicht, van eerlykheid en moed, toen zy nog in hun vermolmde preekkasten stonden te zwetsen op de alleen-zaligmakende kracht van hun leer? Dit zou billyk zyn, dunkt me, en 't gebeurt dus niet.

Aretalogus, een persoon, die den kost verdiende door bij feestmalen de dischgenooten te vermaken, vermoedelijk door, als een soort van nar, te zwetsen en te bluffen. Oorspronkelijk is het echter iemand, die op eentonige wijs de deugden en de macht van de een of andere oostersche godheid verkondigt, of van allerlei wonderen opsnijdt.

Vandaar dan ook, dat telkens dezelfde personen in hun werken terugkeeren; men vindt gierige vaders, die door verkwistende zoons bedrogen worden, oude verliefde gekken, die bitter teleurgesteld worden, jongelingen, die verliefd zijn en de tegenwerking der ouders door schalksche middelen weten vruchteloos te maken, pochers, die van hun moed en krijgsbedrijven zwetsen, doch ten laatste in hun nietigheid ontmaskerd worden, slaven, die met den zoon des huizes samenspannen om hun heer en meester te bedriegen, onwetende schoolpedanten, die door schijngeleerdheid anderen zand in de oogen trachten te strooien.

En als-i denkt dat-i God heeft dan heeft-i linnen en verf. Dan is God overal, behalve waar Bavink 'm hebben wil. En dan komt er een vent en schrijft dat Bavink gebenedijd is. En Hoyer leert dat uit z'n hoofd en loopt er over te zwetsen tegen Bekker. Zeg wel gebenedijd. Weet je wat ik wou? Dat ik spoorwegboekjes kon maken. Zoo'n vent laat God met vrede, die is 'm de moeite niet waard."

't Was er warm en rookerig, en vol op lage stoelen lig-zittende mannen, meerendeels jonge poenen, die half-dronken, met roode koppen zwaarwichtig brommend zaten te zwetsen. Alle geluiden klonken dof en gedempt.

Wanneer wij zien, hoe hij op geestige wijze den spot drijft met valsch haar en met blanketsels, met eigenwaan en zwetsen, hoe nauwkeurig hij de eigenaardigheden en zwakheden der menschen weet af te beelden en ten toon te stellen, hoe hij uitwerkt, dat de wereld vaak door vertoon bedrogen wordt, dan kunnen wij nagaan, dat hij ook in den dagelijkschen omgang met de eigenaardigheden en zwakheden der menschen op vermakelijke wijze geschertst en gespot zal hebben.

Van zijn kant had Granger een afslager van erkenden moed aangenomen, die dienzelfden middag, gesteund door zes politie-agenten, zou aankomen om de verkooping te houden. Beatrice was over de geheele zaak ongerust, maar Elisabeth was zeer vastberaden, en de oude predikant was nu eens aan het zwetsen en dan weder neerslachtig. De afslager kwam met den trein van één uur.

Toen de kerk uitging zaten twintig van de soldaten te zwetsen en te drinken voor de stadsherberg. Er was ook eigenlijk voor de vier overigen geen werk, want de menschen waren zoo gedwee als lammeren. Des namiddags tegen vijf uur werd onverwachts de geheele troep samengeblazen en reed spoorslags naar Utrecht terug.