United States or Wallis and Futuna ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hier waren weder de schoonste lijnen en vormen, de bevalligste versierselen, het weelderigste loofwerk; maar de beschaafden waren er ongevoelig voor. Ginds waren het de stoutste stukken juweel, de meest verscheidene pracht van edele steenen, maar noch wereldlingen, noch pronk- en prachtminnaars, noch vrouwen keken er naar.

"Hij heeft Christus' gedaante aangenomen om u te verleiden. "Op deze wijze heeft hij u in zijn net gevangen. "Juist door gaven en zegeningen op u neer te strooien, heeft hij u in zijn net gelokt en u tot wereldlingen gemaakt. "Kan een uwer het tegendeel bewijzen? Misschien heeft een van u allen gehoord, dat iemand, die hier niet tegenwoordig is, het beeld om een hemelsche genade gesmeekt heeft."

Deze vonden, onder de bestendige stormen van den krijg, in de kloosters een toevlugt en bescherming; zij waren een scherp tegenbeeld van de zinnelijk-dierlijke denkwijze der wereldlingen; zij toonden hen, die slechts naar roof en rijkdom, naar magt en aanzien jaagden, dat er nog iets beters te vinden was dan het vergankelijke.

Maar ook zij leefde niet naar de lusten des vleesches, noch trachtte naar de dingen die haar te hoog waren, zooals de wereldlingen die de grootschheid des levens en de begeerlijkheden der aarde naliepen, zij was een kind Gods en onderscheidde zich van de wereld door eenvoud van kleedij, zij bleef nog een rok en jak dragen, terwijl al hare buurvrouwen..."

»Ik weet wel," hervatte hij met zekere bitterheid, terwijl hij zich van haar afwendde en tegen het snijwerk van een der hoog gerugde fauteuils leunen ging, »dit is een ongepast salonpraatje en ik vrees wel dat ik u verveel en dat gij mij uitlacht. Het strijdt niet met den goeden toon alle mogelijke zaken en personen te hekelen en te belasteren, mits men het wat aardig weet te doen. Het is zelfs geoorloofd alle mogelijke zaken en personen te verheerlijken, in plaats van ze te laken; men is waarlijk vrij in alles, behalve dat ééne te doen waarvoor men eigenlijk geschapen is: God te verheerlijken, Hem alleen alle eere te geven en Hem te prijzen in Zijne werken, ook in het werk dat Hij ons te verrichten geeft, dat.... dat wordt uitzinnigheid geacht, dat is in volkomen disharmonie met hetgene men den conversatietoon noemt bij uitnemendheid, en ik heb vermoedelijk in uwe oogen daartegen grootelijks gezondigd; wil mij verschoonen, ik kan niet anders dan mij zelf zijn, de vijl der beschaving heeft wel zoo wat mijne scherpste kanten, mijne ruwste vormen gepolijst, maar ik heb mijn binnenste heiligdom tegen slijpen en vernissen weten te veiligen, en uit die diepte weerklinken soms tonen, in schreeuwend contrast met den wereldtoon. Hoe meer ik mij zelf gevoele en met fierheid inzie wat er van mij geworden is, zooveel te dieper voele ik wie mij geleid heeft en gedragen en schraagt tot op dezen oogenblik, en luider trilt er dan een psalmtoon in mijn hart, die mij onwillekeurig van de lippen vloeit. Houd mij daarom niet voor een dweper of een huichelaar. Ik ben, Godlof! geen van beiden. Om te mijmeren en te dwepen is mijn kamp iederen dag opnieuw met het leven, met de werkelijkheid, onder iederen vorm, veel te zwaar, en wat de huichelarij betreft, ik heb daarvan door de indrukken mijner kindsheid zulk een onverwinlijken afschuw gekregen, dat ik daaruit de vrees der wereldlingen verklaren en verontschuldigen kan, die van deze dingen liever zwijgen, omdat zij er toch niet uit de volheid des harten van kunnen getuigen en de consciëntie hun zegt, dat alle halfheid hier leugen is. Huichelarij is, naar mijn gevoelen, de ergste soort van atheïsme, want het k

»Zóó dus had die vrouw in hare stille afzondering datgene gevonden, wat aan vele dier drokke wereldlingen, die haar uit den slottuin aanstaarden als ware zij een levend fossiel, wellicht nog niet toebedacht was: eene roeping, die haar heure eenzaamheid bevolkte met de schepselen der herinnering en der phantasie. »Achttien jaren was zij onafgebroken met dit naaldwerk bezig.

Gij weet niet meer dat gij een ziel bezit. Gij hebt slechts aan deze aarde gedacht. "Vroeger zei men, dat de menschen in Diamante de vroomste geloovigen waren van gansch Sicilië. Maar nu is dat anders. Diamante's inwoners zijn wereldlingen, misschien daarenboven nog godlasterende socialisten, die slechts de aarde liefhebben. Zij kunnen niet anders zijn.

Voorts sprak Bartje: "De Noord-Hollanders zijn wereldlingen. Op de kermissen zijn zij thuis. Zij leven van de eene kermis op de andere. En in de tusschentijden is het ook nog één jagen naar pret en pleizier. Komedies en danspartijen en kaartpartijen en eetpartijen en bruiloftspartijen is het hoogste, waarvan zij droomen. Ik zeg: wereldlingen. En is het waar of niet?"

Men moet die voortdurende tegenstelling van sterke en zwakke religieuze spanning niet willen begrijpen, door de kudde te scheiden in vromen en wereldlingen, alsof een deel des volks blijvend hoog godsdienstig leefde, terwijl de anderen slechts uiterlijk vroom waren.

Ik sprak: "Ja, Bartje, het is waar. De Noord-Hollanders zijn wereldlingen." "Zij zijn onverschilligen," ging Bartje voort. "Zij bemoeien zich met geen bijbel en met geen bidden, met geen kerk en met geen geloof. Arijan van hiernaast timmert of schildert aan zijn kippenhokken, terwijl de dominee in een leege kerk staat te preeken. En de overigen zijn meestal niet anders dan Arijan.