United States or China ? Vote for the TOP Country of the Week !


De landlieden en herkenden hunne wegen niet meer, zij bleven nu diepe in hunne huizen zonder iemand te zien, met een flauw besef: of er bij den verren buurman nog iemand leefde. De daken dekten zwart en zwaar de leemen wanden en doken achter dichtgeslotene deuren en vensters, het schrale pinkje licht en 't warmend koolken vuur.

Plotseling aarzelde de zon bleek neêr, schuchtere glansen breedden over de bladen, wijd uit; daarna geelde zij, geler, en geler, geel-lachend over de treurige boomen, toen glimmend, warmend, goud-bruin strijkend langs de stammen, goud-zwart over den grond. En alle bladeren glinsterden een oogenblik. Mathilde trad voort, bezijden het huis naar voren.

Paul van Limburg kan in zijn Februari-tafereel al de dingen van den winter opeenhoopen: de boeren zich warmend voor het vuur, het waschgoed dat te drogen hangt, de bonte kraaien op de sneeuw, de schaapskooi, de bijenkorven, de tonnen en de kar, en het heele wintersche verschiet met het stille dorpje en de eenzame hofstede op den heuvel. De rustige eenheid van het beeld blijft volmaakt.

Maar dat doet niemand behalve de koopman zelf, die den geheelen dag op de hurken zit, 's winters in dekens gehuld en zijn handen warmend boven een test met vuur, terwijl hij traag zijn armen naar rechts of links uitstrekt, om weg te nemen wat de kooper verlangt. Dat kost hem niet veel moeite, want alles is binnen zijn bereik.

In de hoofdstraat, op den hoek van het hofje, waren eenige arbeiders bezig de gaspijpen te repareeren en hadden een flink vuur aangestoken in een komfoor, waaromheen een troep havelooze mannen en jongens stonden: hunne handen warmend, en van verrukking met de oogen knippend tegen den gloed.

De krekel en de kakkerlak der steenkoolperiode hebben de veranderingen der aarde overleefd en hebben daarbij hunne gewoonten en levenswijze behouden; wij vinden ze thans verscholen bij de bakkersovens of bij de fornuizen der oude keukens, zich warmend evenals ten tijde der steenkoolperiode en het tegenwoordige meel verslindend, zooals eertijds het meel der cycadeën en der paardestaarten.

Het was als had zijn gestalte, warmend, vlak voor haar gestaan, als had zij tegen zijn borst gestaard, tusschen haar en den wand, als was hij nu met onhoorbaren tred wechgegaan. Zij zag om, met angst glimlachend. Hij was er niet, neen, zij zag hem niet gaan.

Zij, de hand warmend in 't grooter geworden zonneplasje, speelsch de poes verduwend, die spinnend 't zelfde zocht, praatte door: ...."Toen de boel af was gebroke, kon je zien, kon je zien elleke dag wat anders. In September zijne ze begonne. As je eerder hier was gewees, Eli, ha-je je hart kenne ophale. Herinner jij je nog, hoe 't vroeger was?" "Nee", zei hij. Nooit had-ie 't opgelet.