United States or Vatican City ? Vote for the TOP Country of the Week !


In overeenstemming met andere klassen van dieren moeten de oorspronkelijke insecten groote afmetingen gehad hebben en vormen, die meer of minder van de tegenwoordige verschilden. Wij hebben reeds in de steenkoolperiode gesproken over de reusachtige grootte van den titanophasma. Doch in de Juraperiode hadden de insecten reeds dezelfde afmetingen als in onzen tijd.

De oorspronkelijke gesteenten der Alpen, graniet, gneiss en schiefer, dragen geene azoïsche of primaire formaties boven zich: zij waren dus tijdens de laurentische, cambrische, silurische, devonische en steenkoolperiode reeds uit de zee opgerezen. In de Permische periode moeten zij gedaald zijn, want zij dragen eene anthraciet-houdende laag op de kristallijnen lagen.

De bedektzadige planten zijn van jongen datum: de eenzaadlobbigen zijn begonnen in de triasperiode, en de tweezaadlobbigen in de krijtperiode. In de steenkoolperiode bestond het plantenrijk hoofdzakelijk uit sporeplanten: de naaktzadigen treden juist op.

Op die plaatsen toch, waar toen de zee stroomde, konden alleen kalksteenen, zooals koolzure kalk en andere gevormd worden. Hieruit volgt, dat in de steenkoolperiode boven 76° N. B. zich eene onmetelijke zee uitstrekte. Eerst ten zuiden dier parallel, op de eilanden Melville, Bathurst en Patrick vindt men steenkoolformaties.

Doch alsof de natuur zich nu eens uitsluitend heeft willen toeleggen op de uitbreiding en ontwikkeling van het plantenrijk, is het dierenrijk slechts weinig vooruitgegaan. De vischsoorten, die aan de devonische periode eigen zijn, zetten zich ook in de steenkoolperiode voort, en worden vertegenwoordigd door de glansschubbigen, waarmede wij reeds kennis gemaakt hebben.

Een kakkerlak, een krekel, een sprinkhaan, zijn niet zoo ontwikkeld als een vlinder met geschubde vleugels, eene bij, of eene mier. Het is natuurlijk, dat de rechtvleugeligen vóór de vliesvleugeligen zijn opgetreden. In de bosschen der steenkoolperiode vond men de voorouders der kakkerlakken, der krekels, der sprinkhanen, der witte mieren, der waterjuffers.

Het zijn de voorloopers der tegenwoordige plantenwereld. De eerste palmboomen vindt men in Europa in de tweede helft der krijtperiode; het spreekt vanzelf, dat wij hierbij geen rekening houden met de verkeerde opvattingen omtrent de aanwezigheid dier planten in de steenkoolperiode. Nördenskjöld heeft eene cenomanische laag van landplanten ontdekt op Groenland.

Evenals wij de devonische periode het tijdperk der visschen genoemd hebben, omdat deze juist in dien tijd hun bestaan gevestigd hebben, en evenals de steenkoolperiode de tijd van de heerschappij der planten kan genoemd worden, zoo zouden wij de permische periode kunnen beschouwen als die van de ontwikkeling der amphibiën.

Evenals nu nog bij de staartloozen en de salamanders, waren de achterste ledematen te zwak om het lichaam te dragen, zoodat de buik over den grond sleepte. Zij brachten het grootste gedeelte van hun leven door in de moerassen, vijvers en meren, die in zoo grooten getale den grond doorsneden in de steenkoolperiode, de permische en de triasperiode.

Die oude warmte was opgehoopt in de steenkolen, wij maken die thans weer vrij, terwijl wij haar arbeidsvermogen in eenen anderen vorm gebruiken, en wij geven aan de natuur de reserve terug, die zij had achtergehouden. Zijn die bosschen der steenkoolperiode begraven op de plaats, waar zij oorspronkelijk aanwezig waren?