United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mevrouw, bek-af, hijgend als in 'n tredmolen, had al 'n paar maal op 't dak van de dorpsschool gerust, maar de wind, lang niet dociel, maakte 't zitje ongenietlijk en de goten walmden luchtjes om wee van te worden. 'n Schande zooals overal de goten verwaarloosd waren de meiden leegden 'r

Maar het zien van de volle platten in de Zoccostraat deed ongeduldig verlangen naar een even goede plaats; de gids aangespoord tot haast, had hem meêgenomen door een donkeren winkel; achter dichte luiken walmden er de doove kerkgeuren van specerijen; en een pakhuistrap toen op; reten licht schenen onder de stijgende hielen van den jongen die het eerste klom; vervolgens een luik opengeduwd en in de plotselinge licht-overstelping het staangeld betaald aan een man, die bij het trapgat het luik weêr sloot.

Als Uilenspiegel hem zoo verachtelijk, zoo bang en zoo lafhertig zag, smeet hij hem in de vaart. En hij toog henen. De lichamen der slachtoffers walmden op de brandstapels. Aan Klaas en Soetkin denkend, weende Uilenspiegel eenzaam in stilte. Op een avond ging hij bij Katelijne, om heur hulp en raad te vragen. Zij was alleen met Nele, die naaide bij het licht.

Nieuwsgierigheid, meelijdend gekakel, vloekende kwaadaardigheid walmden door 't stadje. Maar hij was dood. Op den begrafenisdag stond de rouwkoets voor de deur. De zwarte kast wiebelde tusschen de stoffige wielen. Slap hingen draperieën en franjes naast verzilverde doodskoppen. Als een zakkendrager, rond gebogen, dommelde de koetsier op den bok.

Bij den voortuin walmden toortsen, zag je helmen-geblink, z

Rondom de steenen tafel der grafstede, waarin het lijk van graaf Karel rustte, brandden vele kaarsen van geel was, die men evenwel zoo had geschikt dat het benedeneinde der tafel, die zeer lang en breed was, gansch vrij bleef. Aan het boveneinde stond een kruisbeeld en een vat met wijwater, waarin een droge palmtak rustte. Uit een koperen bekken walmden wierookgeuren op.

Hij naderde, voelde dat de lauwheid van het bed en de gemengde reuken, die over de vele fleschjes van de tafel walmden, hem week maakten. Maar toen hij het gelaat van Vere zag, sprong zijn hart open van medelijden. Hij herkende Vere niet meer. Zij zei: Vrees niet en nader nog.... nóg.... Zij had de stem van een kind. Zij was klein geworden, zoo klein, zoo klein.

Over 't vuur en in de heerdasch er rond, hingen en stonden ijzeren potten en pannen waar dampen uit walmden tusschen de spleet van de deksels. Over het verste eind van de lange tafel was een blauw geperkte dwale gespreid waarop de witte borden met vorken en lepels gereed stonden. Dat alles gaf Odo een tegenzin van vunze gewoonte, vastgegroeid in ouderdom, dringend als eene noodzaak.