United States or Bouvet Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het schuitje, de visschers, het want, spaarzaam, grillig, afwisselend verlicht; om u heen de roerloosheid van den nacht, maar aan boord al de behendigheid van de winzucht; en, tegenstelling die boven en beneden niet onaardig toetst, als gij neêrblikt, de rosse schijn eener lantaarn, als gij opziet, eene enkele, tien, twintig, duizend, millioenen sterren, die de duisternis des hemels zwichten doen; wat dunkt u, zendt gij den voorbijganger, aan wien gij die afwisseling van ideeën hebt dank te weten, nog eene verwensching na?

Want critiseert Grotius de methode van al zijn voorgangers, hij critiseert niet aller ideeën. Hij wikt en weegt ze, en toetst ze aan principen, die, naar zijn meening, algemeen en onafwijsbaar waren.

Ge beziet me ernstig, mijnheer, hernam Lieven Lazare, wellicht toetst ge aan een teeken van mijne woorden den Goddelijken oorsprong van mijne rampen? O! gij kent mij niet geheel, want in u schuilt een deel van den Vijand, dien ik met scheldende waarheid bevecht. Allen die mij liefhebben, zullen mij kennen, en zij zullen de uitverkoren vrienden zijn van God.

Hij staat recht en gaat van dichterbij dat vrouwelijk meesterstuk bewonderen. Hij knikt. Hij toetst rijzekens het matte satijn der armen en sluit vluggelings zijne oogen in een walm van den frisschen schouderreuk. Hij legt zijne hand op haar leên, vezelt: Gij zijt een porseleintje van uitgelezen kostbaarheid. En zeldzaam als uwe goedheid? Ik min u. Ik min u, o ja!

Ook Hij zuivert en schift en toetst, en bij zijn scheiden is onze onderscheiding tusschen goed en boos nog niets dan kinderspel. Immers ons misleidt de schijn, maar Hij ziet het hart aan. Wij oordeelen naar het oogenblik, maar Hij kent de eeuwige uitkomst. Ons oog hecht zich aan het werk, maar Hij ziet en kent van verre reeds het motief, de innerlijke beweegreden van het hart.

Want het is niet te ontkennen, dat een kunstwerk van critischen aard daar veel meer aanleiding toe geeft dan een ander: van en betreffende de bijzondere menschelijkheid eener in bijv. een roman geheelde figuur, heeft de criticus allicht geen vast-omlijnde apriorische voorstelling of oordeel, hij toetst daarom zonder vooringenomenheid het beeld-in-'t-boek aan des kunstenaars subjectieve visie, en zoo hem dan het een 't ander blijkt te dekken, d.i. zoo hem de noodwendigheid in de beelding blijkt, noemt hij 't beeld goed en kunst.

Hier is de toetssteen der wijsheid, Wijsheid wordt niet in de scholen getoetst, Wijsheid kan niet worden overgedragen van den een die haar bezit op den ander die haar niet bezit, Wijsheid is ziel, wijsheid laat zich niet toetsen, maar toetst zelf, Zij doordringt zich van alle tijden, dingen, eigenschappen en is voldaan, Zij is de zekerheid van wat waar en onvergankelijk is in 't leven en van wat volkomen is in 't leven, Er is iets in de veelheid der zichtbare dingen dat haar oproept uit de ziel.

Het leven strijkt daar binnen en toetst den heros en afgod, niet aan eenigen maatstaf van politiek of economisch gewicht, maar zuiver naar zijn gehalte aan menschheid.

Om te bewijzen, dat zij werkelijk aanspraak kunnen maken op den naam van Keltisch, toetst zij ze aan de oud-Iersche handschriften, welke aanmerkelijk ouder en daardoor betrouwbaarder zijn dan die uit Wallis en Cornwallis, welke bijna alle Franschen invloed vertoonen.

Maar is deze liefde logiesch dan of niet dan geen wanklank in de harmonie van het boek? Waarom geeft Goethe die anders zoo graag typische menschen geeft hier een uitzondering? Zoo vragend, laat men gelden dat het geval Eduard-Ottilie psychologiesch is gemotiveerd, maar men toetst het nu aan zijn esthetische waarde.