United States or Liechtenstein ? Vote for the TOP Country of the Week !


Op de Fär-öer, waar hij in de nabijheid van de talrijke schapenkudden een overvloed van voedsel vindt, is hij standvogel, hoewel hij vele streken van Middel-Europa, die veel verder zuidwaarts liggen, tegen den winter verlaat. Bij ons komt de Spreeuw vroeger terug dan de meeste andere trekvogels, soms reeds in Februari, gewoonlijk in Maart; hij blijft tot laat in den herfst.

Op de Kanarische Eilanden is het, volgens Bolle, nog in den laatsten tijd voorgekomen, dat enkele Honden verwilderden en onder de Schapenkudden een aanzienlijke schade aanrichtten. Alle Egyptische steden staan gedeeltelijk op de bouwvallen van de steden der oudheid, en zijn dus in zekeren zin op puinhoopen gebouwd.

Toen de kolonisatie van dit eiland door de Europeanen begon, kwam hij hier zeer veelvuldig voor, tot groote schade en ergernis voor de veefokkers, welker schapenkudden en pluimveefokkerijen hij ijverig brandschatte. Later werd hij door het schietgeweer meer en meer verdreven; tegenwoordig is hij in het binnenland teruggedrongen.

Wanneer deze dieren in den tuin komen en met een paar zweepslagen van de bloembedden of vruchtboomen verdreven worden, hoort men geen kik van hen; als echter de dienstmeid hen in den stal een slag geeft, schreeuwen zij erbarmelijk. In het hoogland van Spanje gebruikt men de Geiten wegens haar groote schranderheid als aanvoerders en gidsen van de schapenkudden.

Zooveel is zeker, dat hij gek is, stapelgek, 't eene ding voor het ander houdt en zwart voor wit, maar wit voor zwart aanziet, zooals bij die windmolens, die schapenkudden en de hemel weet waar meer zonneklaar gebleken is. De eerste de beste boerenmeid, die ik te zien krijg, stel ik hem als prinses Dulcinea voor.

Lôwenhjelm vermeldt in zijn reisbeschrijving van Nordland, dat de Veelvraat hier schade aanricht onder de schapenkudden. Erman hoorde van de Ostjaken, dat dit dier den Eland op den rug springt en door beten doodt.

Een Agami in den Acclimatisatie-tuin te Parijs voerde een troep Hoenderen aan, alsof hij hun meester was, riep hen bij zich en klokte. Naar men verhaalt, bewaken deze Vogels soms, evenals de Kranen, de schapenkudden in de weide.

De Buidelmarters houden zich zoowel in wouden als in rotsachtige gewesten of aan de oevers van de zee op; sommige leven hier in diepe holen of gaten in den grond, onder boomwortels of in rotskloven; andere zoeken holle boomen op. Sommige bewegen zich uitsluitend op den bodem, andere klimmen uitmuntend en eenige houden bijna uitsluitend verblijf op boomen. Zij hebben een sluipenden en bedachtzamen gang, daar zij de geheele voetzool op den grond laten rusten. Bijna alle zijn nachtelijke dieren, die den dag slapend in hunne schuilhoeken doorbrengen, en op roof uitgaan, zoodra de schemering invalt. Bij deze rondzwervingen bezoeken zij de zeekust, en verslinden alle dieren, die de zee aan land werpt, onverschillig of zij versch zijn of in rottenden toestand verkeeren. De op boomen levende vormen voeden zich hoofdzakelijk met Insecten; hoogstens maken zij bovendien nog op kleine Zoogdieren en Vogels, alsmede op eieren jacht. De grootste soorten dringen ook wel in menschelijke woningen door en dooden hier, op de wijze van de Marters, in een enkelen nacht alle Hoenderen of plunderen, evenals de brutale Poolvossen in het hooge noorden, de zolders en proviandkamers, waar zij vleesch en spek stelen. De kleinste soorten kunnen zelfs door zeer nauwe openingen het lichaam heenwringen en zijn om deze reden even gehaat als de Marters en Bunzingen bij ons; de grootste soort valt de schapenkudden aan en haalt zich af en toe een buit uit hun midden. Vele brengen het voedsel met de voorpooten naar den bek. Hun stem bestaat uit een eigenaardig geknor en een helderklinkend geblaf. De groote soorten zijn zeer wild, bijtlustig en ontembaar; wanneer zij aangevallen worden, verdedigen zij zich woedend met hunne scherpe tanden; de kleinere daarentegen hebben een zachtzinnig en goedaardig voorkomen; enkele kunnen gemakkelijk in gevangenschap in 't leven gehouden en zonder groote moeite getemd worden; nooit laten zij echter eenige gehechtheid aan hun verzorger blijken. In de lente werpt het wijfje 4

Zij ondervonden, dat de schapenkudden in het gebergte zonder bekende reden, door een eigenaardige, alleen hier heerschende ziekte werden aangetast: op verschillende plaatsen van de huid ontstonden wonden ter grootte van een hand, die zich tot aan de spierlaag uitstrekten, door het uitstroomende bloed de wol bedierven en niet zelden den dood van het schaap ten gevolge hadden.

Hierom houden zij alleen Herdershonden en Windhonden, de eerste bij hunne schapenkudden, de laatste in het dorp. Het was een genot, een wandeling door het dorp te doen; vóór iedere deur zaten verscheidene van deze prachtige dieren, het eene al mooier dan het andere. Zij waren waakzaam en verschilden reeds hierdoor zeer van hunne verwanten.