United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aan de metalen poort van het paleis, dat Cresus vroeger bewoond had, kwam hun de satraap van Sardes, Oroetes, te gemoet. Het was een deftig man, die voor deze gelegenheid zijne, met kostbare versierselen overladene hofkleeding had aangetrokken.

»Neen, wij zijn alleen en willen u hooren. Maar, maak het kort! Wie zijt gij, en wat verlangt gij?" »Ik heet Bubares, en was onder den grooten Cyrus een arm hoofdman. Toen wij Sardes, de stad uws vaders, ingenomen hadden, kregen wij verlof om te plunderen.

Bij eene kromming, van waar men een heerlijk vergezicht had, hielden de ruiters stil. Vóor hen lag de hoofdstad van het voormalige Lydische rijk, eens de residentie van Cresus, het gouden Sardes, in het wijdvermaarde Hermusdal. Eene donkere steile rots stak hoog uit boven de eenvoudige rieten daken van de tallooze huizen der stad.

Onze edele vriend vernederde zich om mijnentwille, en verzocht den Samiër zijn geneesheer naar Sardes te zenden." »En Polycrates?" vroeg Prexaspes. »De hoogmoedige tyran van het eiland zond oogenblikkelijk den bekwamen arts, die mij, zooals gij ziet, geheel genezen heeft, en eerst voor weinige dagen met rijke geschenken Sardes verliet."

Het paleis, dat nog altijd prachtig mocht worden genoemd, was ten tijde dat Cresus het bewoonde, de heerlijkste aller vorstenwoningen. Na de inname van Sardes hadden echter de Perzische veroveraars het grootste gedeelte der rijkdommen van den onttroonden koning naar de schatkamers van Cyrus te Pasargadae overgebracht, en waren de schoonste kunstwerken door ruwe handen vernietigd geworden.

En toen gij, na den val van Sardes, van Cyrus verlof hadt gekregen, om aan het orakel van Delphi te vragen, of de Grieksche goden zich tot eene wet hadden gesteld, hunne weldoeners met ondank te beloonen, toen antwoordde Loxias u, dat hij het goed met u had gemeend; maar dat het onverbiddelijke noodlot, hetwelk machtiger is dan hij, reeds aan uw grooten voorvader voorzegd had, dat de vijfde na hem en dit waart gij, ten ondergang was bestemd!"

Binnen twee maanden kon ik weder op dit houten been gaan. De van verre treffende Apollo belastte zich met mijne wraak, en mijne beide grootste vijanden stierven aan de pest. Maar toch durfde ik niet in het vaderland terugkeeren. Eindelijk ging ik te Gythium scheep, om met u, Cresus, van Sardes uit, tegen de Persen strijd te voeren.

»En ik verzeker u," liet Cresus er dadelijk op volgen, »dat ik u dankbaar ben voor dit woord, al hebt ge het ook uws ondanks gesproken, daar mij het uur, dat voor mij zoo noodlottig was, het eerste waarachtige geluk te smaken gaf. Toen de Persen de muren van Sardes beklommen, verwenschte ik mijzelven en de goden; haatte ik het leven en vloekte ik mijn bestaan.

»Dat hij zich gaarne getroostte," lachte de satraap, »daar gij bevel gaaft, op iedere striem een goudstater te leggen." »Ja, mijn lust om klappen uit te deelen heeft me reeds veel geld gekost. Doch ter zake. Nauwelijks had Bartja de oogen weder geopend, of Gyges droeg mij op naar Sardes te rijden, om een bekwamen geneesheer en een gemakkelijken reiswagen te halen. Dien rit doet geen mensch mij na!

Toen die schrikkelijke dagen voorbij waren, hadden de Lydiërs menigen verborgen schat weder te voorschijn gehaald, en zich gedurende eenige jaren van vrede, onder de regeering van Cyrus en Cambyzes, door kunstvlijt en werkzaamheid zoover hersteld, dat Sardes thans wederom onder de rijkste steden van Klein-Azië, ja, van de gansche wereld mocht gerekend worden.