United States or Vatican City ? Vote for the TOP Country of the Week !


En zoo moest en mocht Goethe hier menschen geven zooals hij ze graag had: menschen op de grens van stads- en landleven, instinctief maar maar toch voor redeneering vatbaar; praatgraag en toch besloten genoeg om eigenzinnig te zijn; vertrouwelijk en toch op hun hoede; gesteld op hun bezit maar toch mild; vurig bij geval, maar doorgaans gematigd; natuurlijke menschen, eventjes door den stroom des tijds geraakt, maar zoo verknocht aan het ras, dat op het vruchtdragen van een boom of de veredeling van een gewas jarenlang moet wachten, om tegen allerlei nieuwigheden rotsvast te staan.

Bernard bleef eerst zitten praten over onverschillige dingen, gebeurtenisjes van den dag, met 't meisje dat naast hem zat, een praatgraag juffertje van vier- of vijf-en-twintig jaar. Hij hoefde niet veel te zeggen, zij snapte vrindelijk door.

De waardin in de alpenhut, praatgraag als velen, deelde mede dat er den vorigen dag bij het bestijgen van de bovenvermelde rotszuil een treurig ongeluk gebeurd was.

NOOT: Namen, zooals Erasmus ze gaarne bezigt, beteekenend: Hoorgraag en Praatgraag. Dat paardenkoopers, óók in Erasmus' tijd, reeds in niet al te goeden naam van eerlijkheid stonden, bewijst de volgende samenspraak. Nadere verklaring heeft de inhoud niet noodig: de zaak is oud en hoog-modern.

De oude mevrouw zweeg lang, zoodat Ida begon te vreezen, dat zij door haar nieuwsgierigheid haar goede grootmoeder smart had aangedaan; zij keek bedrukt van haar werk op en staarde in de grillige vlam van het turfvuur in den wijden schoorsteen. »Kind, waar peins je over? Gustaaf is verdiept in zijn courant, waarvan hij al het nieuws voor zich houdt; en jij, praatgraag, zegt niets