United States or Morocco ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het schip kwam in beweging, draaide zijn kop naar den uitgang der baai, den kant naar de zee op. Daar zag ik het krieken van den morgenstond uit Vondel's Palamedes voor me; de sterren vluchtten en de Titaan rees. Het dun gezaeit gestarnt verschiet Zijn' glans, en gloeit zoo vierigh niet. De schaduwe is aen 't overleenen. De morgenstar drijft voor zich heenen De benden van het hemelsch heir.

IJlings stond Alastor op, en trilde Van bruischend ongeduld, terwijl hy "Doodslag" gilde, En klaauwen toonde, met geronnen bloed omkorst, En 't bliksemteeken des Aartsengels op zijn borst, In d'ijsselijken strijd des hemels weggedragen, Toen Lucifer, vol schriks gedonderd uit zijn wagen, De onthelmde kruin verborg, en leenkroon, en gebied, En morgenstar, verzaakte, en God de zege liet.

Het staat hier niet als geslachtsnaam, maar in de beteekenis van "schaduw"; als zeide hij: "in de schaduw der nachten." Ie Zang, vs 394, volgg. bl. 11, rl 5 v.o. Gelijk ge, o morgenstar, op 't effen hemelspoor, Den blonden dageraad, of 't heir der vaste starren Ter heirbaan voorstapt om den slagboom los te sparren.

"Dan, zachter, teêrder lucht met balsemende geuren Doortrokken, sints 't gebloemt' den schedel op mocht beuren, Bedekking van het kleed, van 't hagelkeerend dak, Voor Zomers roostend vuur en winter ongemak, Een stiller levenswijs, aan haard en huis gebonden, Genoegens, die het hart in 't lijden, sterken konden, Ja, 't slijten van dien rouw, die 's lichaams bloei verslindt, En, 't geen gewoonte aan 't leed, in 't leed behaaglijk vindt; Dit al, was vruchtbaar, en vereenigd in vermogen, Herriep de roos der wang, de morgenstar der oogen, 't Aanlokkend lipkoraal, 't yvoor van arm en hals, En 't donzend wolkensneeuw van 't golvend boezemmalsch.

Het leeft er overal Van krekel, vliegh, wywouter, goude torren, En joffren zonder gal, De maenebloem, de starrebloemen locken Die vlugge zielen uit. De morgenstar, de korenbloem, de kloeken Ontluiken op 't geluit.

Den volgenden dag ontving Kosmo van Medicis het bestelde schenkblad; gelijk mede de verlangde gedichten; doch bij deze laatsten was de navolgende tweespraak gevoegd, die Vondel ter eere van 's Prinsen verblijf te Amsterdam had vervaardigd: Amsterdam. Wat glori komt mijn hooft beschijnen, In 't hartje van den wintertijt! Italiaen. De morgenstar der Florentijnen, Een eeuwige eer, uw kroon benijt.

Min juist wordt, naar mij voorkomt, de Morgenstar gezegd de "vaste starren" voor te treden op het hemelspoor, daar deze starren juist met het klimmen van de Morgenstar van den hemel verdwijnen. Ook als Avondstar kan zij niet beschouwd worden als aan 't hoofd der vaste starren voorttredend; daar zij dan in 't Westen staat en de andere starren het eerst in 't Oosten zichtbaar worden.

Trekt ons voor, Gelijk ge, ô Morgenstar, op 't effen hemelspoor Den blonden Dageraad, of 't heir der vaste starren Ter heirbaan voorstapt om den slagboom los te sparren: En velt aan onze spits die Reuzen, wier geweld, Uw grootheid zelfs te trotsch, aan alle boord ontzwelt!" Nu slingert men door een, en schaart, en scheidt zich weder, Met staatlijk Kerkgebaar.

Hier rijst de witte morgenstar. Zy voert den dagh af op haer kar En boodschapt ons den zonneschijn.... ....Hier legt de schilder zijn palet En rijck penceel uit zijne hant. De juwelier acht diamant Noch dier gesteente, in gout gezet. Dees kunst schept, uit een ruwe schulp, Gesteente, en tulpen, knoppen, blaên Gestarnte, en licht, en zon, en maen. Zy neemt vernis noch verf te hulp.