United States or Guyana ? Vote for the TOP Country of the Week !


In de triomf over dit zal de oneindige natuur zich verwerkelijken. Faust brengt zijn Mefistofeles voort om over hem te triomfeeren. Bij de onthulling in de studeercel verklaart Mefisto, dat hij is een deel van die kracht, die steeds het booze wil en het goede voortbrengt.

In het voorgevoel van zulk verheven geluk, geniet ik thans het hoogste oogenblik." Deze woorden zijn de laatste en Faust zinkt stervend op den grond. Dat hij de weddenschap met Mefistofeles slechts naar den klank des woords verloren heeft, is duidelijk. Hij zelf, aan Mefisto ontgroeid, is van hem vrijgekomen. Hij heeft zijn oneindig wezen tegen den ondergang bewaard.... maar niet verwerkelijkt.

Zij is het vuur van den wereldbrand, de verwoestende vlam, dienaresse van het Niet. Mefisto zegt, na zijn uitspraak dat uit alle wereldelementen het leven ontspringt: "had ik mij niet de vlam voorbehouden, er ware niets eigens voor mij overgebleven."

Faust ergert zich aan het oud-modisch klokgebengel, waarmeê deze oudjes nog steeds den verleden tijd dienen. Hij heeft hun in 't nieuwe gebied een beter woning en welvarender landgoed aangeboden; maar vond slechts weigering. Mefisto volgt Faust's wenk op eigen manier en.... de hut gaat in vlammen op, terwijl de bewoners omkomen. Voor Faust geeft deze handeling stof tot bepeinzing.

Zoo overwint de oneindigheid in ons den Mefistofeles. Maar voorloopig is de verhouding nog andersom en kant zich Mefisto met verstorende bedoeling tegen Faust, Meesterlijk hanteert hij de ironie, dit ideëele middel om de waarheid omver te loopen; de ironie rukt alles uit zijn hooge verband en brengt het verhevene tot het alledaagsche terug.

En gelijk een schaduw met ons is totdat ze verbleekt, zoo is Mefisto de reisgezel van Faust. Mefisto is de negatieve zijde van Faust's wezen. Ook het denken van Faust is een kamp tegen Mefistofeles. En hier is Mefisto de ontkenner van de waarheid. Tegenover den wil tot waarheid, stelt hij de ironie en den twijfel.

Mefisto heeft zich aan Faust onmachtig gemaakt, doordat Faust in de volgzaamheid aan zijn leidsman, zichzelf tegen hem heeft vastgehouden, de weddenschap op geene wijze verliezende. Eindelijk is het positief beginsel in Fausts natuur voldoende tot eigen kracht van daden gerijpt, zoodat Mefisto niet meer den weg behoeft aan te wijzen, doch alleen als Faust's dienaar kan blijven geduld.

Of anders verkiest hij een snerpende ontgoocheling, die met zijn geestesaard beter overeenstemt dan de voldoening welke Mefisto belooft: "Hebt gij spijs die niet verzadigt, rood goud dat als kwikzilver mij in de hand ontloopt; een spel waarbij men nimmer wint; een meisje dat aan mijn borst gelegen, zich reeds met het wenken der oogen aan mijn nabuur verbindt; de godenlust der eer die als een meteoor verdwijnt geef ze mij!

Mefisto acht dat Faust op dit oogenblik gaarne een weinig zinnenroes als surrogaat voor zijn oneindigheidsverlangen zal aanvaarden en dat dan de oneindigheidsdrang wel bezwijken zal.

Inderdaad is Faust, ook al zal hij met Mefisto meegaan, zich van de onverstoorbaarheid zijner hoogere natuur bewust, zooals in den proloog verklaard werd: een goede mensch is in het duistere gedrang toch zich van den rechten weg bewust. Nooit zal Faust bevredigd bij den zinnenlust, die de negatie zijns wezens is, verwijlen. Nooit zal hij de oneindigheid vergeten.