United States or Japan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is geen toeval dat VELDEKE en waarschijnlijk ook HADEWYCH tot den adel behoorden; de erotische lyriek immers, waarop wij het oog hebben, was hoofsche lyriek, werd vooral door den adel voor den adel gemaakt; tot den adel behoorden zoowel de Zuidfransche troubadours als de Hoogduitsche Minnesinger. Een aantal Zuidnederlandsche edelen uit Brabant, Vlaanderen, het Doorniksche, Artois volgden hun voorbeeld; onder hen HENDRIK III, hertog van Brabant1260). De Fransche minnepoëzie dezer Zuidnederlandsche dichters draagt in hoofdzaak hetzelfde karakter als de overige "lyrique courtoise", die wij reeds in VELDEKE'S werk leerden kennen; wij vinden hier dezelfde opvatting en voorstelling der liefde, de geveinsde wanhoop, dezelfde klachten, hetzelfde smachten, talrijke jeux-parti's (tenzonen) waarin twee tegenovergestelde meeningen door een paar vrienden verdedigd worden, vele pastourellen; niet zelden vangt een lied aan met een klein natuurschetsje, vele dezer stukjes vertoonen een refrein. Zoo klaagt QUENES DE BETHUNE die blijkbaar ter kruisvaart gereed staat: , amors, com dure departie, Me covient faire

Gesch. der Lit. des Mitt., II, 16; JEANROY, Les Origines de la poésie lyrique, p. 45 suivv. Het vroeger aangeh. werk van SCHELER, Trouvères Belges o.a. In sommige handschriften heet dit gedicht De derde Martijn. Dit beroemde woord over den adel wordt reeds gevonden bij den kerkvader HIERONYMUS. Zie Inleiding, p. LXXVIII. Naar het schijnt, ook reeds in ARISTOTELES' Ethica. Vgl.

Men zie mijn derden "Brief over Literatuur" in Over Literatuur, eerste bundel, en vooral het daarin geciteerde: La Poesie lyrique Hébraique Contemporaine van Dr. Slousch, benevens mijn studie over Die Lieder des Ghetto, in mijn Opstellen.