United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Of HADEWYCH Fransch en de Fransche lyriek heeft gekend, weten wij niet; woorden als zeelde en merkaren in hare poëzie wijzen eer naar de lyriek der Minnesinger; doch dat zij de wereldlijke minnepoëzie moet gekend hebben, kan nauwlijks betwijfeld worden .

HADEWYCH heeft overigens waarschijnlijk ook hier gedaan wat zij niet laten kon. gelijk zoovele Cisterciënser-nonnen van adellijke afkomst is geweest . Maar hooger dan de adel van haar geboorte staat de adel van haar geest en haar gemoed.

Alles leidt er ons dus toe, de dichteres HADEWYCH te zoeken in een Cisterciënser-klooster. Nu is het natuurlijk mogelijk, dat er in de abdij van Aywiéres of elders eene Cisterciënser-non heeft geleefd, eveneens HADEWYCH genaamd en naar den geest verwant met al de hierboven genoemde vrouwen; doch waarschijnlijk zal HADEWYCH, de dichteres, één zijn geweest met de abdis van Aywières aan wie THOMAS VAN CANTIMPR

Zeker, er is vooral in haar proza hier en daar iets dat naar den mutsaard riekt. In allen gevalle heeft HADEWYCH in hare poëzie meer dan eens getuigd van haren eerbied voor de "heilige kerk", en tegen haar eigen getuigenis in mag men haar niet van ketterij beschuldigen. Erkend dient echter dat daarmede niet alle vragen aangaande HADEWYCH'S persoon zijn beantwoord.

Niet alleen het pad der minne betreden, is noodig; de jonkvrouw tot wie HADEWYCH zich richt, moet zich ook ontfermen over allen nood, goede daden verrichten, zieken verplegen. Zij zelve heeft dat ook gedaan totdat het haar verboden werd .

Extatische vrouwen in Zuid-Nederland: Maria van Oignies, Christina van Sint-Truyen, Margaretha van Yperen. Lutgart van Tongeren. Leven van Sinte Lutgart. De Minne. Hadewych.

Hij immers had dien door haar zoo geliefden tekst uit het Hooglied: "dilectus meus mihi et ego illi" tot onderwerp voor een zijner sermoenen gekozen; weinigen hadden zich zoo als hij verdiept in de beschouwing van de geestelijke liefde, van dien "amor sanctus et castus" waardoor de ziel van den Christen moet worden gezuiverd; ook hij kende dat opgaan der ziel in God, zooals een ijzer, gloeiend in het vuur, ten slotte aan dat vuur gelijk wordt; zooals de lucht, doorgloeid van zonlicht, met dat licht vereenzelvigd wordt; de geestelijke dronkenschap, waarvan hij in het Hooglied en de Psalmen melding gemaakt vond, moet hij, evenals HADEWYCH, hebben gevoeld vóórdat hij haar in een zijner tractaten kon beschrijven.

Heeft HADEWYCH, wandelend de wegen der minne, zwevend in hare visioenen, nooit de grenzen overschreden welke door de R.K. Kerk aan het voelen en denken waren gesteld? Er bestaat reden die vraag te doen, waar het mystieken geldt. Hoe licht konden zij er toe komen zich te vergelijken met andere Christenen en zich boven deze te stellen!

Niet zonder reden vestigden wij, sprekend over HADEWYCH'S visioenen, de aandacht tevens op de Openbaring van JOHANNES; de invloed van dat werk toch openbaart zich telkens in de beschrijving van hare droomen en gezichten. Ook de schrijver der Openbaring deelt ons een paar maal mede dat hij "in den geest was", eens "op den dag des Heeren"; ook hij heeft velerlei visioenen. Ook in de Openbaring vinden wij de vier dieren, den arend, de sterke stem als die van den donder, de zes vleugels met oogen bezet; het zevenvoudig bazuingeschal vinden wij terug in de zeven vleugelslagen waarmede, bij HADEWYCH, de engel "een ghestille" maakt. In de woorden der Openbaring: "gij moet wederom profeteren voor vele volken en natiën en talen en koningen" kan HADEWYCH een gebod hebben gezien zooals vóór haar HILDEGARDE VAN BINGEN en ELISABETH VAN SCH

Ook bespiegelingen over de "godlike mynne" zullen wel in den smaak zijn gevallen der geestverwanten van WILLEM VAN AFFLIGHEM en HADEWYCH. Het is er echter verre van, dat ECKHART'S geschriften hier te lande louter instemming zouden hebben gevonden.