United States or Guam ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een huisman, die over den rand van een varkenskot hangt, van de markt meegebrachte biggen beschouwende, pleegt een beeld van zielsgeluk te vertoonen. Dat beeld vertoont Kreel ook. Ik ga naast hem met de armen over het varkensschot hangen. Wij zeggen niets tot elkaar. Kreel geniet van zijn gedachten, en ik geniet van Kreels geluksstemming.

Van toen af bleef het muisstil in de donkere kamer, waarbinnen het bekoorlijk landsgebruik van het "koffie halen" werd gehuldigd. En mij greep de slaap. In den voornacht ontwaakte ik even, om flauw te beseffen, dat iemand langs mijn bed ging, en vlak daarop de buitendeur achter zich toeklapte; dit was Kreel, die vertrok.

Toen ik den volgenden dag den meester om het bewijsje kwam verzoeken, zeide hij, dat hij dit niet geven kon. "Dan moet het maar op zoo'n examen af," zei mijn vader. Ik zou u nog vertellen van de biggen. Het waren er zeventien. Mijn kameraad Kreel kocht ze. Mijn kameraad Kreel had een blauwen kiel, die hem los over de knieën hing, aan, toen hij ter markt reed, om de biggen te koopen.

Dat geluk is mijn kameraad Kreel ook waard. Want hij is braaf. Ik ben voor mijn examen gezakt. Daar zijn wij, thuis, allen zeer blij om. Want wij vinden, dat ik aan een groot gevaar ben ontglipt, bewaard als ik gebleven ben voor de vulling van mijn geest met al dergelijke malle dingen, als waarnaar op het examen gevraagd werd.

Daarbij zeiden zij ons "goedenmorgen", en dan beantwoordde Kreel telkens hun ochtendgroet met zijn zweep ietwat op te lichten. Met de minuut won de dageraad terrein op den nacht, en rees in breeder gezichtswijdte het land op uit de schaduwen. Grazende schapen plekten tot heel in de verte witte vlekken op het weidegroen. En de gevlokte ochtendwolkjes leken wel hun weerkaatsing aan het hemelblauw.

Voorts merkte mijn vader op, dat hij, goddank, voor Trijn nog te eten had, "bijaldien" zij den knaap dan toch niet wou. Ik verklaarde, dat ik wat "aan den loop" ging. "Aan den loop" zijnde, staarde ik droomerig op naar de volle maan. En weldra geloofde ik vast, dat de maan haar breeden mond tegen mij bewoog, en mij mijn taak toemurmelde. Dientengevolge begaf ik mij tot mijn kameraad Kreel.

Verheuging golfde door de morgenlucht, en klom op tegen onzen bakwagen, en zette zich neer nevens mij en mijn kameraad Kreel. "Misschien doen de biggen maar negen gulden het stuk", raamde ik, in mijn klimmende behoefte, om de dingen des levens hoopvol te zien. En Kreel keek nu van zijn voermansbank de wereld ook met wat lustiger oogen in dan bij de eerste wentelingen onzer wagenwielen.

Hij zette zich wederom in logge beweging. De varkensboer voegde zich weer bij de zwijnenjongen. Maar vandaar begon hij Kreel een reeks nieuwe voorstellen na te roepen, aanvangende bij "negen en drie kwart", en voorts in snelle afdaling. Kreel was, al voortboemelend, gelijk een, die doofstom is. Nogmaals schreeuwde de markter mijn kameraad een verlaagd aanbod toe; dit aanbod nu was een spotaanbod.

Na den handslag, welke plechtigheid, naar het recht aller veeliên en aller marktgoôn, een koop onverbrekelijk maakt, haalde Kreel paard en bakwagen. Van den laatsten nam hij het hek af en sloeg hij de achterklep neer; thans wierpen hij en de varkensboer de biggen stuk voor stuk in den wagen.

Toen zij terugbeland waren daar, waar, bij de kerk, de kramen begonnen, riep mijn zuster tot Kreel: "Ga toch heen, jongen!" Daarbij gaf zij hem met haar vuist een harden stoot tegen den schouder. Nu ging Kreel vlak voor mijn zuster staan. Hij zag haar een poos zwaarmoedig in de oogen. Vervolgens droop hij af in de nauwe steeg achterom de kerk, en donkerde daar weg in de schemering.