United States or Armenia ? Vote for the TOP Country of the Week !


De expeditie bestond uit zeven reizigers: kolonel Warburton, geboren in 1813; zijn zoon Richard, geboren in 1840; den heer I.M. Lewis; twee kameeldrijvers uit Afghanistan, Sahleh en Halleem; een kok, die tevens kameeldrijver was, Dennis White, en Charley, een jonge Australiër. Een der bijzonderheden van dezen ontdekkingstocht was het gebruik van kameelen.

"Dus als je mij wilt aanwijzen, waar het is, kan ik je van het waardelooze voorwerp wel afhelpen." Na nog wat heen en weer praten haalde de kameeldrijver het horloge en den ketting van mijn man te voorschijn en kreeg daarvoor een kleine fooi.

Abdallah beweert, dat men er niet door kan; maar ik beweer, dat die chamotier, zooals Salem hem noemt, die Fransch heet te spreken en aldus het woord chamelier of kameeldrijver verhaspelt, er heelemaal niets van weet.

Eindelijk had ik, na lang bieden en loven, eene overeenkomst gesloten met een kameeldrijver, die mij, voor honderd-tachtig roepyen, twee dromedarissen en zeven kameelen zou bezorgen om de reis naar Oodipoor te ondernemen. Ik voorzag mij van eene kleine, zeer lichte tent, en verder van de noodige bedden, keukengereedschap en andere zaken, waaraan ik behoefte zou hebben.

Dat was geene vroolijke tijding, maar Halleem, de kameeldrijver, verzekerde ons, dat indien men hem toestond de dieren achter na te zetten, hij ze wel zou terugbrengen. Ik stond hem Hosee, mijn eigen kameel, af; het was nog geen vijf uren in den namiddag, toen hij vertrok. Tegen den middag van den volgenden dag wachtten wij hem terug, maar hij liet zich wachten.

Ze waren beiden arm; maar de man verkocht wat huisraad en huurde een kameeldrijver, om hem op zijn kameel te vervoeren. De reis naar Bannoe duurde veertien dagen, en de zieke leed veel door het stooten van het rijden.

De bediende was heel tevreden over den loop van zaken en over zijn eigen slimheid en dacht met welbehagen aan de uitgeloofde belooning van vijf tomans, dat is een pond sterling. De kameeldrijver bekende later, dat hij er zoo van geschrikt was, te hooren, dat zijn daden in een droom aan dien man waren geopenbaard, dat hij voor geen geld van de wereld het horloge had willen houden.

Onnoodig te zeggen, dat de droom maar een gefingeerde was, een bedenksel, om invloed te krijgen op den bijgeloovigen geest van den kameeldrijver. In Mosoel vertelde het hoofd der Seyeds eens aan den dokter een geschiedenis van een merkwaardigen droom. Het ging aldus. Twee mannen bezochten eens een mollah, om hem een vraag te stellen over een punt, dat hen lang had beziggehouden.

Toen de kameeldrijver bedrukt keek, ging de bediende voort: "Maar de eigenaar van dat waardelooze ding zou het zeer gaarne terugvinden, daar het, ofschoon het geen waarde in geld vertegenwoordigt, hem zeer lief is als een aandenken." "Maar ik zei u," herhaalde de kameeldrijver, "dat ik niets heb opgeraapt." "Nee, nee," riep de drijver, "ik heb niets opgeraapt."

Daar lag op het spiegelgladde water een sierlijke, ranke boot. Een Ethiopiër, de kameeldrijver, dien wij reeds bij de Castaliabron gezien hebben, zat op de roeiersbank. Zijn gitzwarte huid stak sterk af tegen het sneeuwwit zijner kleeding. De achtersteven van het bootje was met kussens en tapijten van Tyrische roode stof belegd.