United States or Tonga ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een geelig witte nachtdas begrenst van onderen een slaperig gelaat, dat over ’t voorhoofd den met gaatjes gebreiden rand van een gruwelijk burgerlijke pluimmuts voelt streelen.

Hij hield op, aarzelde een oogenblik en zeide toen: "Herinnert ge u den gebreiden draagband met ruiten, dien ge in het bagno droegt?" Brevet werd van verbazing aangegrepen en zag hem van het hoofd tot de voeten met een ontstelden blik aan. Antwoord, is 't waar? "'t Is waar," zei Chenildieu.

Deze man droeg een vuil gelen gebreiden borstrok, versleten en vol gaten, een wijde pantalon van katoenfluweel, sokken aan de voeten, geen overhemd, blooten hals, bloote getatoueerde armen, terwijl zijn gezicht was zwart gemaakt. Hij had stil, met over elkander geslagen armen op het naaste bed plaats genomen, en wijl hij achter vrouw Jondrette zat, kon men hem slechts onduidelijk zien.

De vrouwen, die nog al klein en stevig gebouwd zijn, dragen een kleedje van vadmel, een soort van flanel, door haar zelven geweven en hebben of een gebreiden doek om het hoofd of een strooien hoed op, waarvan de bol door een groen of bruin lint is omgeven.

Hij zweeg, sloeg met de vuist op de tafel en knarsetandend voegde hij er bij: "Ik zou de wereld willen verslinden!" Een dikke vrouw, die even goed veertig als honderd jaar oud kon zijn, zat op haar bloote voeten voor den schoorsteen gehurkt. Ook zij droeg niets dan een hemd en een gebreiden onderrok met stukken oud laken opgelapt. Een voorschoot van grof linnen bedekte de helft van den rok.

Zij droeg een zwarten hoed met veeren, zeer gelijkende op de hoeden der wapenherauten bij de zalving van Karel X; een grooten geruiten shawl over haar gebreiden wollen onderrok en de mansschoenen, welke haar dochter des morgens zoo versmaad had. Dit toilet had Jondrette met welgevallen doen zeggen: "Goed, dat ge u met zorg gekleed hebt. Gij moet vertrouwen weten in te boezemen."

Hij nam er langzaam de kleedingstukken uit, waarin Cosette, tien jaren geleden, Montfermeil had verlaten; in de eerste plaats het kleine zwarte kleedje, daarop het zwarte halsdoekje, de lompe kinderschoentjes, welke Cosette schier nog had kunnen dragen, zoo klein was haar voet, toen het dikke wollen borstrokje, den gebreiden onderrok, het boezelaartje met zakjes en eindelijk de wollen kousjes.

In deze heillooze overdenkingen woelden de gedachten, welke wij hebben aangegeven, gestadig door zijn hersenen, kwamen er in, gingen er uit, keerden er in terug en brachten een soort van drukking bij hem teweeg; tegelijkertijd dacht hij, zonder te weten waarom, met de hardnekkigheid van een droom aan zekeren tuchteling Brevet geheeten, dien hij in het bagno had gekend, en wiens broek slechts aan één gebreiden katoenen draagband hing.