United States or Turkey ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar er dreigden nog donkere wolken aan den horizon voor de Rottestad. Het Brielsche zeegat, de natuurlijke zeepoort van Rotterdam, was meer en meer verondiept, zoodat schepen van 53-55 d.M. diepgang niet anders dan bij kalm weder en onder gunstige omstandigheden konden binnenkomen.

Nu was Arnold vroeger verloofd geweest met Susanna Oostdijk, uit eene deftige Brielsche familie, maar had haar heur woord teruggegeven, omdat hij haar niet aan zijn leven van zorgen en gevaren wilde binden. Zij van haren kant werd bovendien nog tegengehouden door de zorg voor eene ziekelijke moeder.

Toen hij nu geboden vroeg voor zijn huwelijk met Goedelieve Bogaert, eene weduwvrouw en zuster van Ds. Joh. Bogaert te Haarlem, wilde de Brielsche kerkenraad die niet laten gaan. Men ziet het telkens: de gansche huwelijksregeling was in staat van worden, elk voorkomend geval nagenoeg eischte afzonderlijk overleg. Het »trouwen aan menisten« werd ook zondig geacht.

Die eene Brielsche kwâjongen is méér dan de andere, de roem van zijne stad en de eer van zijn Land geworden!

Wij zijn Brielsche jongens, schipper, en niet zoo heel bang!"

De Brielsche Archivaris, de man in wiens hoofd dat heele prachtige verleden zich geconcentreerd heeft, de heer Joh. H. Been, heeft de mooiste "De Ruijter"-hulde denkbaar in dat kloeke boek van De drie matrozen van Michiel de Ruijter gegeven.

In de gunstigste omstandigheden kon men langs dat kanaal van Rotterdam in 18 uren de zee bereiken, doch in 1880 waren er dikwijls voor groote schepen 5-8 dagen noodig. Het Brielsche Gat slibde steeds meer aan, zoodat hier geen hoop meer op gevestigd kon worden.

"Hij heeft je ook schoon gevleid; maar op mij schijnt hij een pik te hebben, net als die oude Brielsche schoolmeester. Kan ik het helpen, dat mijn Vader maar matroos is!" "Nu, maar daar zeide hij ook niemendal af! Hij vroeg je alleen maar of je kon lezen, schr...." "Och, loop jij naar de Mookerheide! Begin-je ook al van dat lezen, schrijven en rekenen te snappen.

Maar daar kwam die oude Brielsche schoolmeester weer in mijne gedachten en het was of 'k hem nog hoorde zeggen: "Kwikkwik, janslik demp mijn oor is peperpit" of hoe dat Latijnsche spreekwoord heeten mag, maar dat zooveel moest beteekenen als: "De tijd die voorbijging is verloren!"