United States or Namibia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het lichaam is gerekt, de kop, vooral de snuit, sterk verlengd; de staart bereikt bijna de helft van de lengte van het overige lichaam. Een dichte, ruige, eigenaardige vacht bedekt den romp, vooral de bovenzijde. De achterste ledematen zijn slank, en zwakker dan de voorste.

De beharing, die uit kort wolhaar en langer bovenhaar bestaat, is dicht, overvloedig en tamelijk lang; de kleur is aan de bovenzijde in meerdere of mindere mate bruinzwart, op de kruin en het achterhoofd afgebroken door eenige witachtige stippen, in den nek, aan den wortel van den staart en aan de geheele onderzijde donker roodachtig bruin, aan de pooten, de zijden van den romp en aan het achterwerk nog lichter, aan den snuit en aan de voeten roestgeelachtig wit.

Doch toen Johannes bij de handen kwam, die stil over elkaar gevouwen op de borst lagen, moest hij rusten. Hij staarde op de magere, witte vingers, half verlicht aan de bovenzijde. Op eenmaal herkende hij ze, hij herkende den vorm en de plooien der vingers, de gedaante der lange nagels, nu donkerblauw verkleurd. Hij herkende een bruin vlekje aan den wijsvinger. Het waren zijn eigene handen.

Bovendien zijn bij deze de dekvederen aan de onderzijde van den vleugel wit, bij gene daarentegen bleek roestgeel; de dekvederen van de bovenzijde van den vleugel onderscheiden zich voorts bij de Zanglijster door vuil roestgele vlekken aan de spits. Het wijfje en het mannetje verschillen van elkander alleen door de grootte.

De staart is lang, slap en gelijkmatig ruig behaard; de pooten zijn laag en middelmatig dik; de achterste zijn iets langer dan de voorste en missen den binnenteen; de teenen zijn vaneengescheiden en met stevige, sikkelvormig gekromde, spitse nagels gewapend. De geheele bovenzijde is bezet met onregelmatige, witte vlekken, die op den kop kleiner zijn dan op den romp.

De hoofdkleur is roestroodachtig geel; iedere veer van de bovenzijde, behalve de handpennen, heeft breede zwarte dwarsstrepen; de keel is witachtig. Oog, snavel en voet zijn bruin. Totale lengte 42, staartlengte 5 cM.

Van de inwendige deelen verdienen de zeer ontwikkelde speekselklieren vermelding. De pennen van den zeer zwak uitgesneden staart zijn een weinig donkerder van kleur dan de bovenzijde en effen zwart. De oogen zijn donkerbruin, de snavel en de pooten zwart.

Het vederenkleed is uit lange en zachte veeren samengesteld, aan de bovenzijde schorskleurig, van onderen witachtig. De tong is hoornachtig, aan de randen scherp, lang en smal, aan de spits eenigszins uitgevezeld, van achteren getand; zij kan niet ver uitgestoken worden. De zangspieren zijn zeer zwak ontwikkeld.

Uitwendig zijn de Tuinslapers kenbaar aan den staart, die aan den wortel met kort, aanliggend haar begroeid, aan de spits lang behaard, ruig en tweekleurig is. Evenals de leden van het vorige geslacht, verschillen zij van die van het volgende, doordat de bovenzijde van 't lichaam een andere kleur heeft dan de onderzijde.

De heerschende kleur is fraai wit met een zilverachtigen glans, deze gaat aan de bovenzijde van den kop, aan de zijden van den hals en van den romp en ook aan de heupen in een bleeke isabelkleur over.