United States or Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eén enkele, laatste zomer van vrijheid zou hij dus nog genieten, en in dat vooruitzicht leefde hij met veilig troostgevoel, toen zich onverwacht een gelegenheid voordeed, die het onvermijdelijke eensklaps kwam bespoedigen. Op een ochtend klopte Van Belleghem, de dorpshuisschilder, bij Fonske's moeder aan.

Het eerste wat hij deed was op beleefden, doch vasten toon aan Van Belleghem te gaan zeggen, dat hij voortaan nog wel binnenhuis-versiering en decoratie-geschilder, maar geen kladpotters-facade-werk meer wenschte te verrichten.

Dìt es goed, dìt is nog veel beter, zei nu op zijn beurt, in kalme woorden, Sylvain, een lijstje uit den stapel nemend. En hij ging er mee bij 't raampje staan. 't Was 't conterfeitsel van Lisatje Van Belleghem. Zonder het zelf te weten had Fonske er iets werkelijk-aardigs van gemaakt.

Nu kon ook Florimond niets anders dan juichend goedkeuren; zij gingen alle twee bij 't venster nauwkeurig de details ontleden en toen keerden zij zich met een oolijk lachje naar Fons om en vroegen hem of dat een meisje uit het dorp was. Joajoa 't, antwoordde Fons, 't es Lisatje Van Belleghem, 't dochterke van mijnen boas.

Toen Fonske na een uur in 't huisje van Van Belleghem terug kwam om voort aan Lisatje's portret te werken, was 't meisje nergens te vinden. Het heele schilderrommeltje stond daar nog onaangeroerd en Van Belleghem noch zijn vrouw wisten waar hun dochter was. Van Belleghem ging op den achterdrempel staan en riep met zijn grove, zware stem naar achter in het tuintje: Hei, Liza, woar zit-e dan?

Fonske, helaas, was er nu niet meer bij. Fonske, naast Van Belleghem op een hooge ladder, was bezig, onder toezicht van den rentmeester, met de venster-kozijnen van het grafelijk kasteel te verven. Welke van al die ontelbare ramen zouden wel deze van jonkvrouw Elvire's kamer zijn?

Even keek hij op naar Lisatje, die dadelijk, als 't ware boos, den blik van hem afwendde. Woarom niet? hernam jonkvrouw Elvire. Ge schildert heur zeu scheune. En weer keek zij vol aandacht het jong meisje aan en wisselde enkele woorden in vreemde taal met haar gouvernante. 't Es de dochter van Van Belleghem, mijn miester, antwoordde onderdanig Fonske.

Zij kwamen weer in 't dorpje. Op elken drempel zaten nu de menschen van de zachte avondfrischheid te genieten; en reeds van verre zag Fons Lisatje met haar moeder staan, vóór 't huisje van Van Belleghem. Hij hoopte maar dat zijn vrienden het meisje niet zouden opmerken, maar het liep mis: Sylvain ontdekte haar dadelijk, bleef staan, en zei glimlachend: Dat es 't scheun meiske van 't portret.

't Was ook immers wat Fonske verlangde; het eenige wat hij er bij inschoot was zijn laatste, vrije zomer; maar een jaar vroeger of later moest het toch zoo eindigen en nog eens zei moeder ja, terwijl Van Belleghem, tot sluiten van 't accoord, zijn hand uitstak en met een slag die in de hare klapte. Dat nieuws hoorde Fonske toen hij 's avonds van zijn werk bij boer Monteijne thuiskwam.

De moeder bleef stijf en vagelijk-wantrouwend naast den muur staan; Van Belleghem, opgeblazen-dik en rood, verscheen in de deurpost, die hij geheel vulde, en tikte even aan zijn glimmend petvizier. De twee estheten namen hun flaphoeden af en groetten tot afscheid. Fonske zei "tot morgen" aan Van Belleghem en keek Lisatje strak en glinsterend in de oogen aan.