United States or Armenia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar 't gaat hiermede als wanneer de zon het eerst haar schoon en gulden gelaat aan 't aardrijk vertoont of na een strengen winter de lente opnieuw den zoelen adem der westenwinden brengt: dan verandert aanstonds het voorkomen van alles, dan krijgt alles een nieuwe kleur en een geheel nieuwe jeugd en zoo veranderde ook dadelijk op mijn aanblik uw voorkomen.

En de beren gromden jammerlijk en de zeehonden huilden in de doode wateren. De muur stortte in, de zonne werd zichtbaar; een schoone, jonge man met een gouden akst in de hand, daalde neder. Die man was Lucifer, koning Lente. Als de reus hem bemerkte, wierp hij zijn beker traan weg en smeekte hem niet te dooden. En bij den zoelen adem van koning Lente, verloor de reus Winter al zijne kracht.

Nu is het waar dat de kolossus, op dien kalmen en zoelen Septembermorgen, niets verschrikkelijks had: hij geleek veeleer een weerloozen grijsaard, zich koesterende in de zon, en het vroolijke licht bescheen hem van onder tot boven, doordringende in de spleten en scheuren, waarin de kraaien nestelen, en waarlangs groene slingers wuiven.

Maar de dagen der kindsheid gingen voorbij, als het schitterend dwaallicht, dat bij eenen zoelen zomernacht zich blij en dansend verheft en uitdooft om nimmer, nimmer weder zoo vroolijk te schijnen. Ik geloofde alsdan, dat het leven altijd vreugde genoeg geven zou om het lijden te kunnen vergeten. En blijde trad ik als een nieuweling in de groote wereld.

Op een zoelen middag in Mei, toen er overal buiten de dwalende geur hing van in bloei staande kastanjes en van wuivende seringeboomen, liep, zoetjes verstrooid, Sprotje den hoek bij de Hanekamp om, waar hun Dijkje was.

Evenals vroeger ging hij dicht voorbij de bank, wijl 't zoo zijn gewoonte was. Op zekeren zoelen dag was het Luxemburg met schaduw en zonneglans overstroomd; de hemel was zoo helder of de engelen hem des ochtends gereinigd hadden; de musschen tjilpten in de kastanjeboomen; Marius had zijn gansche ziel voor de natuur geopend; hij dacht aan niets; hij leefde slechts en ademde.

De nacht mocht zijn donkeren sluier over het aardrijk uitspreiden, haar blik zou hem tot eene verlichting zijn. En voorts, dat de verbeelding nooit vrijer haar spel kan spelen, dan wanneer men jong van hart in aangenaam gezelschap zachtkens voortglijdt over het water op een zoelen zomeravond en onder liefelijk stargeflonker wie zal het ontkennen?

Een teer groen waas lag over de takken van het woud en tusschen de struiken ritselde en schuifelde het van jong, nieuw leven. Parcival had het vizier van zijn helm omhooggeslagen en voelde den zoelen lentewind over zijne wangen streelen.

Hij zag hoe de dommelige, donzen wolkjes langzaam langs de maanschijf schoven, vreedzaam drijvend in een zee van zachten glans. Hij dacht hoe nu daar in de verte de duinen sliepen in den zoelen nacht, hoe wondervol het moest zijn in de lage boschjes, waar geen van de jonge blaadjes zou bewegen en waar het zou geuren van vochtig mos en jonge berkenspruiten.

De wassende maan weerspiegelde als een zilveren zuil trillend in het golvend water, en verlichtte den zoelen herfstnacht. Verderop stond de zee zeker hol; dat zag men aan de beweging der schepen, die voor anker lagen in den hoek, gevormd door den prachtigen Poseidontempel en den Choma. Dat was een landtong, die zich als een vinger in de zee uitstrekte, en aan welker punt een klein paleis stond.