United States or Russia ? Vote for the TOP Country of the Week !


de oudste zoon van Prins Willem's broeder, Jan de Oude, geb. den 13 Maart 1560, was in 1581 met krijgsvolk Friesland te hulp gekomen en in Dec. 1583 naauwelijks tot Luitenant in Merode's plaats verkozen, toen hij, ten gevolge van Prins Willem's dood, den 16 October 1584 door de Staten tot Stadhouder en Gouverneur van Friesland werd verkozen.

WILLEM'S gedicht is door hem tot grondslag genomen eener nieuwe bewerking, bestaande uit: 1o het oude gedicht, doch met allerlei wijzigingen, invoegsels, toevoegsels en weglatingen; 2o eene voortzetting van het oude gedicht in den geest zijner bewerking van WILLEM'S gedicht.

In WILLEM'S gedicht zien wij de dieren telkens met hunne maagschap opkomen en vinden wij over het algemeen een levendig besef van de beteekenis der maagschap; in de Fransche gedichten over Renart vindt men op de overeenkomstige plaatsen niets daarvan.

Wel was hij stadhouder van Holland en Zeeland en kapitein-generaal der land- en zeemacht, doch zijn invloed bleef in weerwil van die titels zeer beperkt, dewijl de oudere staats- en krijgslieden zich wel gaarne van den beroemden naam van Willem's zoon bedienden, maar in den nog zoo jongen man die tot dus ver geene gelegenheid had gevonden om zich te onderscheiden niet genoeg vertrouwen stelden om zich geheel aan hem te onderwerpen.

Tot nog toe hebben wij een voornamen karaktertrek van WILLEM'S werk buiten beschouwing gelaten: zijne eigenaardige voorstelling van het streven der ziel naar vereeniging met God, dat hij minne noemt. Als een stroom van wit licht doorgloeit die "minne" het Leven van Sinte Lutgart; in de Vita van THOMAS is daarvan niets of te nauwernood een glimpje te zien.

Botsaert, de "clerc" des konings, schijnt van WILLEM'S vinding; wij mogen echter niet vergeten, dat ook koning Noble een "clerc" heeft in Baucent "le sanglier", al komt deze niet op dezelfde plaats voor als in het Nederlandsch. Het gat dat "onder dien spiker verholenlike gemaect" was, uit den Reinaert, vinden wij niet op de overeenkomstige plaats in Le Plaid, wel in eene andere "branche" terug .

Zij voelt Willem's hand op de hare; hij glimlacht haar bemoedigend toe. "Het zal nu niet lang meer duren, moedertje!" Nu hebben zij toch werkelijk iets gehoord. "Maatje!" Ze is reeds bij hem. "Wel, hoe gaat het?" vraagt zij vroolijk. "Ik heb honger." Welk een muziek! "Goed, ventje. Een eitje dan?

Broertje komt ook, hy is zo gemoedelyk in zulke dingetjes. Zo komt het goed uit het kwaad; en nu is myne ziel weêr gebonden aan uwe ziel: niet waar? HONDERD-VIJFTIENDE BRIEF. Smit aan Willem Willis; spoedig zijn ze zwager. Hij heeft Aletta Brunier gezien en gesproken: net een meisje voor Willem! Willem's patroon spreekt heel gunstig over hem. Jan lief!

Eilieve, wat baat 'n purperen Kieswet, als dochters die zich lieten geboren worden op de trappen van den troon ... maar laat ons Willem's verhaal niet vooruit loopen. Het haartje zou de stad beschermen. Dit hadden de goden beloofd, en goden liegen niet. Heel oppervlakkig geoordeeld, zou dus onze Nisus geen leger noodig gehad hebben, tegen welken vyand ook.

Aan de voortzetting van het oude gedicht ligt waarschijnlijk eene Fransche bewerking van een deel der Reinaert-sage ten grondslag, doch de Nederlandsche bewerker heeft op dien grondslag zelf voortgebouwd. De dichter van 1375 heeft uit den ouden Reinaert vrij wat weggelaten doch er ook vrij wat aan toegevoegd; zijne bewerking van WILLEM'S gedicht heeft denzelfden omvang als dat gedicht zelf.