United States or Saint Lucia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Seïd-ben-Selim, gouverneur der kolonie, had zijn uiterste best gedaan om den tiran tot andere gedachten te brengen; maar Mirambo had naar geen reden willen luisteren, en zeer duidelijk te verstaan gegeven, dat hij de Arabieren zou verjagen en Oenyanyembi veroveren. Het gold nu de vraag, wat men doen zou.

Den 27sten trokken de Arabieren op, om het dorp aan te vallen; toen zij er kwamen, was Mirambo reeds weder vertrokken. Zij bleven praten en redeneeren, en opperden reeds het denkbeeld om naar Zanzibar terug te keeren, daar het land nu toch verwoest was. Daar het onmogelijk was Voeanyamoeësi in mijne dienst te krijgen, huurde ik renegaten van Zanzibar, tegen driemaal het gewone loon.

Dit gaf mijnen lieden nieuwen moed; onderscheidene inboorlingen meldden zich aan om ons te helpen; en des avonds had ik honderd-vijftig man bijeen, die ik op de verschillende punten verdeelde, waar een aanval te duchten was. Maar ook de volgende dag ging voorbij, zonder dat wij iets van Mirambo gewaar werden; hij was naar Kazima getrokken, een vlek twee mijlen ten noordwesten van Tabora gelegen.

In den namiddag kwam mijn bediende Selim mij wekken: "Sta op, mijnheer," zeide hij, "zij vluchten allen!" Ik sleepte mij met moeite naar de deur, en zag een Arabier, die doodelijk ontsteld, mij toeriep: "Haast u! Mirambo is in aantocht!" Zij waren inderdaad allen gevloden. Van mijne manschappen waren er slechts zeven bij mij gebleven: al de anderen waren verdwenen.

Ik kwam juist op het oogenblik, dat er een soort van krijgsraad zou gehouden worden, en men noodigde mij uit, daaraan deel te nemen. Zekere Mirambo, zoo vernam ik nu, lag sedert geruimen tijd overhoop met al de hoofden uit den omtrek. Deze man, aanvankelijk een eenvoudige pagazi, had zich, door allerlei middelen en streken, tot den hoogsten rang weten te verheffen.

Saoud-ben-Seïd en twintig andere jonge Arabieren sloegen, aan het hoofd van vijfhonderd man, het beleg voor deze laatste plaats, waar zij meenden dat Mirambo zich ophield. Reeds des morgens vroeg was ik naar Ben-Selim gegaan, om hem onder het oog te brengen, dat hij het hooge gras en de struiken in brand moest steken, waarin de vijand zich zoo gemakkelijk kon verschuilen.

Daar viel niet aan te denken: daar woonden de Voeasoehi, en de Voeatoeta, bekend vanwege hunne roofzucht en bondgenooten van Mirambo. De zuidelijke richting was verkieselijker; maar weinig lieden kenden dien weg, en de weinigen, die er mede bekend waren, wezen op het gebrek aan water en op de vijandelijke Voeazavira, door wier land deze weg voerde.

Den volgenden morgen sprak men over den terugtocht; ik liet aan de Arabieren zeggen, dat zij daardoor Mirambo gelegenheid zouden geven, hen in hun eigen land aan te vallen; dat onze strijdkrachten nog ruim voldoende waren, en dat de oorlog moest worden voortgezet; maar de koorts dwong mij op mijn leger te blijven, en beroofde mij weldra van alle bewustzijn.

Wij spoedden ons naar de deur: het schieten hield nog steeds aan. Mirambo had, met tweeduizend man, Tabora van de eene zijde aangetast; terwijl een duizendtal Voeatoeta, door de hoop op buit aangelokt, de stad op andere punten bestormden.