United States or Kuwait ? Vote for the TOP Country of the Week !


God trok zijn invloed van het aardrijk, en een stoet Van mindre Goden heerscht op 't lichaam en 't gemoed. Zy storten, naar 't hun lust, verdelging uit en woede, En nemen hier de deugd, daar boosheid, in hun hoede. Wy offren hun. Maar in mijn kindschheid nog bestond De stam van Kenos, die, met de Almacht in verbond, Haar eenig rookte, aanbad en offerde op de altaren. Wat zoude ik u hun leer van 's menschen val verklaren? Van Hemelgeesten? van gedoemden? van den staat Der zielen, als heur walm het stervend lijf verlaat? Ik volg het voorbeeld na, en 't voorschrift van mijne Ouderen, En nimmer nam ik 't juk dier dweepers op mijne schouderen, Dat boete, onthouding, eischt, en afstand aller vreugd. Ik zag hun aanhang ook verdwijnen sints mijn jeugd.

Dat anderen weecht, es mi gheen last. En tot den "begriper" zeggen zij: So wie dat spreken wille up mi, Bezye hem selven, wie hi zi. Es hi goet ende al de zine, So eist mi te mindre pine . Doch wie zich ook aan de critiek ergeren mocht, zij zweeg daarom niet. Het zaad, door MAERLANT uitgestrooid, dat wij reeds zagen opkomen in de leerdichten, droeg ook hier vrucht bij genoemden en ongenoemden.

Een der opschriften op het voetstuk luidt: Hier rees de groote zon en ging te Bazel onder; De Rijksstad eer' en vier' dien Heilige in zijn graf; Dit tweede leven geeft, die 't eerste leven gaf, Maar 't licht der talen, 't zout der zeden, 't heerlijk wonder, Waar met de Liefde en Vrede en God-geleertheid praelt, Wordt met geen graf geëert, nog met geen beeld betaelt; Dies moet hier 't luchtgewelf Erasmus overdekken, Nadien geen mindre plaats zijn tempel kon verstrekken.

Zoo is de variante op vs. 454 van dit boek merkwaardig; waar B. eerst Segol had doen zeggen, sprekende, ten aanhoore van het leger, tot de strijdakst van Hanoch door Argostan gevoerd: "'t Geen thands een mindre vuist, maar u het naast omsluit" waarvoor hij in de plaats stelde: "maar Hanoch waard." IIIe Zang, vs. 447, bl. 47, rl. 16 v. b. En strikt een heilig snoer, ontvlochten van de altaren.