United States or Armenia ? Vote for the TOP Country of the Week !


LUCIUS. Oom Marcus, daar mijn vader het verlangt, Dat ik naar Rome kom, vind ik dit goed. EERSTE GOTH. En wij met u; geschiede wat er wil. LUCIUS. Goede oom, bewaar dien woesten Moor hier binnen, Dien fellen tijger, dien gevloekten duivel. Laat hem geen voedsel reiken; kluister hem, Tot hij voor 't oog der keizerin gevoerd wordt, Om van haar booze daden te getuigen.

EERSTE GOTH. Gij dapp're spruit des grooten Andronicus, Wiens naam, eens onze schrik, nu troost ons is, Wiens groote diensten en roemruchte daden 't Ondankbaar Rome thans met hoon vergeldt, Vertrouw op ons; wij volgen waar ge ons leidt, Als angelbijën, die op 't heetst des zomers De koningin naar bloemenbeemden voert; En wreek u op de vloekb're Tamora.

In 392 werd Valentinianus door Arbogastes vermoord en Eugenius in het W. op den troon geplaatst. Met zijne voortreffelijke veldheeren Stilicho, een Vandaal, en Gaenas, een Goth, versloeg Th. Arbogastes en Eugenius bij Aquileia , Eug. werd ter dood gebracht, Arb. sloeg de hand aan zichzelf. In 395 stierf Theod. te Milaan.

Ik tuurde door een muurspleet, toen hij voor Zijn hand de hoofden kreeg van zijn twee zoons; Ik zag zijn smart en moest zoo hartlijk lachen, Dat mìjn oog even nat was als het zijn; En toen ik Tamora de grap beschreef, Viel zij van louter pret bijna in zwijm, En gaf mij voor 't verhaal wel twintig kussen. EERSTE GOTH. Kunt gij dit alles zeggen zonder blozen?

Gij hoordet vroeger van Sigurd hoe hij Gods vervolgers sloeg; Hoe uit de donk're diepten het goud der wat'ren hij droeg, Hoe hij wekte de liefste in de bergen en wekte Brunhild schoon, En toefd' een tijdlang op aard' en droeg onder allen de kroon, Gij hoordet van 't Nevelvolk en de diepe schemering, En hoe de wereld verstoord werd en Sigurd onderging, Nu kent gij der Niblungen nooden en wat kwam toen trouw werd bespot, Ook het sterven van vorsten en prinsen, en de smart van Odin den Goth.

ALLE GOTHEN. Wat hij zegt, allen zeggen wij 't met hem. LUCIUS. Ik dank hem need'rig en ik dank u allen. Doch wie is 't, dien een kloeke Goth daar brengt? TWEEDE GOTH. Doorluchte Lucius, ik zwierf af van 't leger, Om een vervallen klooster te bezien; En toen ik op het halfvernield gebouw Mijn oog aandachtig vestte, hoorde ik eensklaps Daar onder 't muurwerk 't schreeuwen van een kind.

De korte vocaal, of die daarvoor bij de Amsterdammers geldt, verharden zij dikwerf door haar op den volgenden klinker te doen stuiten, b. v. nam-men, ge-kom-me, kouwelik-ke, pot-tentaat, kas-seweel, in plaats van na-men, geko-men, kou-delij-ke, po-tentaat. ca-sueel. Mot in plaats van moet is verharding der ô, die gehoord wordt in het Goth. Oud-Sax. motan, kunnen; Ags. Oud Fr. mot.

Stil, deugniet, stil!" zoo keef hij op het wicht, Ik moet u brengen naar een trouwen Goth, Die, kent hij u als 't kind der keizerin, U om uw moeders wille lief zal hebben." Ik trok mijn zwaard en sprong fluks op hem toe, Verraste hem en breng hem thans tot u, Opdat gij met hem doet naar welgevallen.

ÆMILIUS. U, Lucius, en u, oversten der Gothen, Groet de Romeinsche keizer door mijn mond; Hij, hoorend, dat gij in de wapens staat, Vraagt in uws vaders huis een mondgesprek; En zoo gij vordert, dat hij gijz'laars stelt, Dan worden zij terstond u toegezonden. EERSTE GOTH. Wat zegt ons legerhoofd? LUCIUS. Æmilius, zoo de keizer aan mijn vader En mijn oom Marcus goede borgen zendt, Dan komen wij.

Aan vijf en twintig dapp're zoons, Romeinen, Van half zooveel als Priamus bezat, Ziet hier, al wat mij dood of levend bleef. Dat Rome hen, die leven, loon' met liefde, En hen, die 'k naar hun laatste woning breng, Met eeuw'ge ruste bij hun voorgeslacht. De Goth vergunt mij 't zwaard hier op te steken.