United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Indien men een van koude omgekomen huismusch op straat opgeraapt, en op het bed neergelegd had, zou het diertje niet minder plaats hebben beslagen. Juffrouw Bonnet, die weêr heel behulpzaam is geworden, brengt hem aan het verstand dat het Charlot niet tot het leven terugroepen kan, of men al honger lijdt aan zijn zijde.

"O! mijn God! hij is dood!.... Morisseau, luister dan toch, hij is dood!" Verblind door de duisternis, heft de vader het hoofd op. "Welnu, hoe zou het ook anders kunnen? Hij is dood...... Het is beter aldus!" Bij het vernemen van die snikken der moeder, is juffrouw Bonnet er toe overgegaan met hare lamp te verschijnen.

Achter Charlot loopt de vader met twee kameraden, die hij onderweg heeft ontmoet, daarna volgen de moeder, juffrouw Bonnet en de andere buurvrouw, het naaistertje. Al deze brave lieden waden tot over de enkels door het slijk. Het regent niet maar de mist is zoo vochtig dat de kleederen er van doorweekt geraken. In de kerk wordt de plechtigheid zoo spoedig mogelijk vervuld.

Eene buurvrouw, juffrouw Bonnet, is binnen getreden; en na den kleine bekeken te hebben en betast, verzekert zij dat het koude koorts is. Zij heeft er verstand van, zij heeft haar man aan eene dergelijke ziekte verloren. De moeder schreit en klemt Charlot in hare armen. De vader holt als een waanzinnige weg en gaat een dokter halen.

Charles Bonnet verhaalt, hoe hij van eenen zelfden worm twaalf malen den kop heeft afgesneden, en hoe deze twaalf malen weder aangroeide. Iedere straal van eene zeester vormt weder eene nieuwe zeester. Naarmate wij verder komen in ons onderzoek naar de ontwikkeling der wezens, beperkt zich de levenskracht meer en meer.

Juffrouw Bonnet komt hen niet meer opzoeken, omdat zij weekhartig is en het haar te zeer aangrijpt. De lieden uit het huis loopen haastig hun deur voorbij. Nu en dan werpt de moeder, die in tranen uitbarst, zich op het bed, en omhelst den knaap, als om hem verlichting te schenken en hem te genezen.

Juffrouw Bonnet leent hem tien stuivers om naar den apotheker te gaan. Voor Morisseau's gulden heeft men twee pond ossenvleesch, steenkolen en waskaarsen gekocht. De eerste nacht gaat goed voorbij. Men houdt het vuur aan. De zieke, die door de hitte schijnt ingeslapen te zijn, spreekt niet meer. Zijn handjes gloeien.

Lang geleden dacht men, dat er een soort ladder of trapsgewijze keten bestond tusschen de verschillende levensvormen. Bonnet heeft deze meening ontwikkeld, maar hij heeft haar gansch niet bewezen met aan de organisatie zelve ontleende werkelijke organieke feiten, wat toch wel noodig was, vooral wat de dieren betreft. Hij kon dat ook niet, want in zijn tijd had men nog niet de middelen ertoe.

Bij oogenblikken worden de oogen der moeder vochtig, vallen er groote tranen op haar brood. Wat zou Charlot het nu warm hebben gehad! Wat zou hij graag wat worst hebben gegeten! Juffrouw Bonnet wil met alle geweld waken. Tegen één uur, nadat Morisseau ten slotte, met het hoofd op het voeteneind van het bed, in slaap is gevallen, zetten de beide vrouwen koffie.

De hoofdbedekking is de pet, eertijds was het de hooge hoed, die thans nog alleen voor staatsie dient. Het meisje draagt in de eerste jaren de bonnet, een zwarte, zijden muts. Daarna bestaat de hoofdtooi uit een ondermuts, wit of zwart, waarover de bovenmuts gaat. De witte bovenmuts of knipmuts heeft van voren een geplooide, door karkas strak en uitstaande strook.