United States or Chad ? Vote for the TOP Country of the Week !


Geert wendde zich toen tot den Raad met verzoek haar in beide opzichten tot rede te willen brengen, onder overlegging van een rechtsgeleerd advies, waarin uit bijbelsch en kanoniek recht werd betoogd, dat zij tot samenwoning verplicht was. Maar dit was niet de gewone opvatting.

FERMIN, als volgens myne eigene kundigheden, dat de innerlyke waarde deezer bezitting meer dan een millioen ponden sterling aan inkomsten bedraagt, die door een verstandig bestuur nog merkelyk zouden kunnen vermeerderen; na al mede betoogd te hebben, dat het grootste gedeelte deezer inkomsten ten voordeele der Republiek koomt, terwyl de Colonisten met belastingen bezwaard zyn, die hen noodzaken tot vreemde middelen hunnen toevlucht te nemen, en misschien eerlyke lieden in schurken doen verkeeren; zal ik thans, by wege van een vervolg, een korten staat opgeven van den koophandel der Noord-Americaanen met deeze Volkplanting.

Opmerking St. LXVI v.d. Derhalve begeert de mensch die door de Rede geleid wordt, juist om vrijer te leven, zich te houden aan het gemeenschappelijke recht van den Staat. H.t.b.w. Opmerking: Deze en dergelijke dingen, welke wij over 's menschen waarachtige vrijheid hebben betoogd, hebben betrekking op de Kloekheid, d.w.z. Opmerking St.

De lichamen verschillen van elkaar ten opzichte van rust en beweging, snelheid en traagheid; niet echter in substantie. Bewijs. Het eerste deel dezer stelling acht ik vanzelf duidelijk. En dat lichamen niet in substantie van elkaar verschillen, blijkt zoowel uit St. V als uit St. VIII v. D. I. Nog duidelijker evenwel uit hetgeen in de Opmerking bij St. XV. D. I betoogd werd.

Wel ligt aan deze Meditatiën een doordacht gevoelen over den Sabbath ten grondslag; maar dit gevoelen zelf wordt er niet in verdedigd noch betoogd. Liever dan in deze Meditatiën door zulk betoog Gods kind van zijn stille Sabbathviering af te leiden, heb ik daarom zulk een betoog in een afzonderlijk Tractaat van den Sabbath, te boek gesteld.

Ik wilde wel, Nicht! dat gij over deze stofte gelezen hadt een dierbaar boekske, dat geschreven is door de eerzame Weduwe Knijpduim, en dat ten titel draagt: "over de onchristelijke opschuddinge in Gods Kerke," waarin dat alles uitvoerig betoogd wordt. 't Is niet gedrukt; maar zij heeft het ons eens op de oefening bij den zielbezorger Zoutbrand voorgelezen.

De invloed van het ligchaam op den geest, en vice versa, behoort tot die dingen, die volstrekt niet meer in twijfel getrokken, maar toch veelvuldig betoogd worden.

FERMIN, als volgens myne eigene kundigheden, dat de innerlyke waarde deezer bezitting meer dan een millioen ponden sterling aan inkomsten bedraagt, die door een verstandig bestuur nog merkelyk zouden kunnen vermeerderen; na al mede betoogd te hebben, dat het grootste gedeelte deezer inkomsten ten voordeele der Republiek koomt, terwyl de Colonisten met belastingen bezwaard zyn, die hen noodzaken tot vreemde middelen hunnen toevlucht te nemen, en misschien eerlyke lieden in schurken doen verkeeren; zal ik thans, by wege van een vervolg, een korten staat opgeven van den koophandel der Noord-Americaanen met deeze Volkplanting.

Dit, en nog andere zaken, welke wij betoogd hebben, schijnt ook door Moses te zijn aangeduid in het bekende verhaal van den eersten mensch. Hierin toch is van geen andere macht Gods sprake, dan van die, welke den mensch schiep, d.w.z. van een macht, welke alleen met het belang van den mensch rekening houdt.

Opmerking: Deze Droefheid, vergezeld door de voorstelling onzer machteloosheid, wordt Neerslachtigheid geheeten; de Blijheid daarentegen, welke uit de beschouwing van onszelf ontspruit heet Eigenliefde of Tevredenheid met zich zelf [Zelfvoldaanheid]. En aangezien deze laatste zich even dikwijls herhaalt als men zijn deugden of zijn vermogen tot handelen beschouwt, is het gevolg hiervan dat elkeen brandt van begeerte om van zijn eigen daden te verhalen en zoowel zijn Lichaamskracht als zijn geestelijk kunnen ten toon te spreiden, en dat de menschen elkaar om deze reden dan ook tot last zijn. Waaruit wederom volgt dat de menschen elkaar van nature benijden (zie Opmerking St. XXIV en Opmerking St. XXXII v.d. D.), ofwel dat zij zich verheugen over de machteloosheid en daarentegen bedroeven over de flinkheid van huns gelijken. Immers zoo dikwijls zich iemand zijn eigen handelingen voorstelt, zoo dikwijls zal hij zich (vlg. St. LIII v.d. D.) verblijden, en dat wel te meer naarmate hij zich die handelingen duidelijker en als uitdrukking van hooger volmaaktheid voorstelt; d.w.z. (vlg. wat in Opmerking I St. XL D. II betoogd werd) hoe meer hij ze kan beschouwen als bijzondere daden, van andere wèl onderscheiden. Vandaar dat ieder zich bij de beschouwing van zichzelf d