United States or Qatar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Verreweg de meeste Sijsjes komen hier op den trek in het najaar en blijven hier veelal den geheelen winter rondzwerven, om in 't voorjaar weer naar hunne broedplaatsen te vertrekken. In Duitschland zijn zij zwerfvogels, die buiten den broedtijd verre tochten ondernemen, maar hun vaderland slechts zelden verlaten.

De in 't noorden levende soorten zijn trekvogels, die van 't zuiden zwerfvogels, sommige volslagen standvogels. In het noorden verschenen zij vroeg in 't voorjaar en blijven er tot laat in den herfst, hoewel zij hun reis naar 't zuiden ver uitstrekken. Hunne bewegingen zijn sierlijk en lieftallig.

Alle in 't noorden wonende Leeuweriken zijn trekvogels of althans zwerfvogels; die van zuidelijke landen zijn stand- of zwerfvogels. Hunne reizen zijn niet zeer uitgestrekt en hun verblijf in den vreemde duurt slechts kort. Zij behooren tot de eerste vogels, die de lente ons brengt en blijven hier tot laat in den herfst.

Eenige tot haar behoorende soorten zijn zwerfvogels, andere standvogels, nog andere "streekvogels", die in sommige tijden in grooten getale door het land trekken, maar hunne reizen nooit ver uitstrekken, en zich altijd slechts binnen een zeer beperkt gebied bewegen.

Op de wijze van de andere Zwerfvogels bewoont dit vogeltje gedurende den voortplantingstijd een zeer beperkt gebied; later zwerft het dikwijls in gezelschap van Meezen, Goudhaantjes, Boomklevers en Spechten rond, steeds echter maakt het slechts korte tochten. Evenals alle klimvogels is het voortdurend bezig en diensvolgens steeds in beweging.

In sommige gevallen kan het zwerven in zoover op het trekken gelijken, dat het op een bepaalden tijd en op een meer of minder regelmatige wijze plaats vindt. Vele van de soorten die in het hooge noorden leven, zijn zwerfvogels, die binnen een bepaald gebied wel ieder jaar van de eene plaats naar de andere trekken, maar niet telken jare verre reizen ondernemen naar warmere landen.

Van de ongeveer 240 vogelsoorten, die tot onze fauna behooren, zijn dus sommigen standvogels, anderen zwerfvogels, weer anderen trekvogels; en deze laatsten verdeelt men in broedgasten, doortrekkers en wintergasten. De dwaalgasten rekenen wij niet tot onze fauna.

Deze onderscheiden zich van de zwerfvogels doordat zij op gezette tijden en langs bepaalde wegen wegtrekken, in hoofdzaak in de richting N. Z. en Z. N. Voorbeelden zijn de ooievaars en zwaluwen, die, elk najaar ongeveer op den zelfden tijd, bijkans op denzelfden datum, naar Zuidelijker streken trekken, om in 't voorjaar, insgelijks op een' tamelijk vaststaanden tijd, weer terug te keeren naar het land, waar zij nestelen.

Op hunne tochten naar eene andere streek voegen zich dikwijls verschillende soorten van zwerfvogels tot grootere groepen bij elkaar. Niet aldus doen de trekvogels.

Zonder twijfel is het trekken voor deze vogels eene nuttige eigenschap; immers zij zouden hier te lande in den winter het voedsel niet kunnen vinden, 't welk zij noodig hebben. Maar terwijl de zwerfvogels eerst wegtrekken als er gebrek aan voedsel ontstaan is, verhuizen de trekvogels gewoonlijk reeds van te voren; en zij komen soms terug op een' tijd, waarin het voedsel nog zeer schaars is.