Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 mei 2025
I. Schoudergordel, bestaande uit: I. Bekkengordel, bestaande uit: Schouderblad, Heupbeen, Sleutelbeen, Schaambeen, Ravenbeksuitsteeksel. Zitbeen. II. Opperarm: II. Bovenbeen: Opperarmbeen. Dijbeen. III. Benedenarm: III. Benedenbeen: Ellepijp, Scheenbeen, Spaakbeen. Kuitbeen. IV. Hand: IV. Voet: 2 rijen handwortelbeenderen. 2 rijen voetwortelbeenderen. Eene rij middelhandsbeenderen.
Het vrouwelijke heupbeen is van het mannelijke te onderkennen door een korter en smaller darmbeen en een korter zitbeen; daarentegen is de horizontale tak van het schaambeen langer. De zitbeenknobbels zijn bij vrouwen verder van elkander gelegen dan bij mannen. Men verdeelt het bekken in het groote en het kleine bekken. Het groote bekken vormt als het ware een voortzetting van de buikholte.
Verder zijn de heupbeenderen met het heiligbeen tot een onbewegelijk stuk vergroeid. Bij de dieren, die op vier ledematen gaan, rusten de ingewanden niet in dit "bekken", vandáár ook de andere vorm der bekkenbeenderen. En dat de naam "zitbeen" voor deze dieren eigenlijk zeer ongepast is, springt in het oog.
Het zitbeen wordt verdeeld in drie deelen: het lichaam, den neerdalenden tak en den opklimmenden tak. Het lichaam vormt het onderste gedeelte van de heupkom. Het schaambeen wordt verdeeld in een horizontalen en een neerdalenden tak. Met een breede, ruwe vlakte, Fig 3. h h, grenst hij aan den gelijknamigen tak van de andere zijde en is daarmede verbonden.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek