Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juni 2025
Jonathas sperde zijn oogjes wijd open en deed moeite om als een nar te lachen: "Niets dwazer dan de aanspraak van het lichaam op de onsterfelijkheid;" en, voor den Proconsul, haalde hij een vers aan van een toenmalig dichter: Nec crescit, nec post mortem durare videtur.
Herodias verdween. De Farizeërs waren geërgerd. In hun midden stond Antipas zich te verdedigen. "Ongetwijfeld", begon Cleazar, "men moet zijn broeders vrouw huwen, maar Herodias was geen weduwe, en had daarenboven een kind, daarin is de schande!" "Dwaling! dwaling!" wierp de Sadduceër Jonathas er tegen in. "De wet veroordeelt dergelijke huwelijken, zonder ze met duidelijke termen te verbieden."
Ze verveelden hem allen te saam. Hij zond ze weg. Toen Jonathas hem verliet, zag hij op de borstwering, tusschen twee kanteelen door, Antipas in gesprek met een man, die het haar lang droeg en in het wit gekleed ging, een Esseër, en hij had spijt den Viervorst te hebben verdedigd.
Mannen met flambouwen klommen het bergpad op, een zwarte menigte krioelde in het ravijn, en van tijd tot tijd schreeuwden ze daar: "Jaokanann! Jaokanann!" "Alles brengt hij in de war!" zei Jonathas. "Als hij doorgaat, krijgt het rijk geen geld meer!" voegden de Farizeërs er aan toe. De verwijten kwamen los: "Bescherm ons!" "Laat ze ophouden!" "Ge zijt een afvallige!"
De Viervorst gaf door een gebaar te kennen, dat het de beul was. Toen stelde hij de Sadduceërs voor. Jonathas, klein van gestalte en los van beweging, smeekte den meester, in 't Grieksch, hen in Jeruzalem met een bezoek te vereeren. Waarschijnlijk zou Vitellius aan die bede gehoor geven.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek