United States or Palestine ? Vote for the TOP Country of the Week !


Naar waarheid heeft de schrijver de Spanjaarden en de Geuzen geteekend in hun ruwheid, maar ook in hun onversaagdheid; het zijn spannende avonturen, waarvan hij vertelt. Algemeen Handelsblad. Een interessant jongensboek, dat onze jeugd met graagte zal lezen; dat haar een helderen kijk geeft op den toestand der Zaansche dorpen in den Spaanschen tijd. De Zaanstreek.

Frisch en aangrijpend heeft de schrijver het verloop dezer droevige zaak beschreven, daarbij voor afwisseling zorgende door de rol, die de kleine Jan uit »den Otter" vervult als redder van een paar der leiders en als aanvoerder van zijn kameraadjes, die onderdrukking en Fransche overheersching ten spijt toch als echte Zaansche jongens ravotten en spelen, alleen wel eens wat heel wijs redeneeren.

Een eigenaardigheid der Noordhollandsche familienamen in het algemeen, en der Zaansche in het bijzonder, is de kortheid, laat ik zeggen het monosyllabisme: Top, Pot, Pan, Pont, meestal wel teruggaande op een Frieschen voornaam in zeer verkorten vorm. De namen in Zeeland, Brabant, Limburg en Vlaanderen vertoonen het Frankisch cachet.

Zie vooral Boekenoogen, Zaansche Volkstaal bl. CXXII, en Heuvel, Volksgeloof en Volksleven, bl. 270 vlg. Eigenaardige namen dragen ook niet zelden de polders of sluizen; zoo b.v. Vrijwel dezelfde faktoren zien wij werkzaam bij het benoemen onzer dorpen en steden.

Groot Schermer: Wildjes, naar hun woest gedrag bij het kermishouden. Oostzaan: Kooleters. Men noemt ze ook het Volk van Klaas Kompaan, een naam, dien zij te danken hebben aan hun ouden dorpsgenoot, den beruchten Oostzaner kaper Claes Gerritsz Compaen; zie Boekenoogen, De Zaansche Volkstaal, bl. 488. Zaandam: Galgezagers. Amsterdam: Koeketers, een zeer oude spotnaam.

Winkler over de Nederlandsche Geslachtsnamen; verder Verdam, Geschiedenis der Nederl. Taal, bl. 131; Boekenoogen, Zaansche Volkstaal CIII; Driem. Bladen I, bl. 29; V, bl. 101; XII, bl. 122. Bij de studie onzer plaatsnamen komen de oudste lagen van onzen volksaard weer aan het licht; maar moeizaam is het opdelven. Over het algemeen steekt in deze soort plaatsnamen veel waardevol taalgoed.

Vroeger bezat bijna ieder der gegoede Zaansche familiën zulk een vaartuigje, dat vaak keurig net was ingericht. Men liet zich er mee ter kerk of familiebezoek brengen. Tegenwoordig wordt hun getal zeer klein. Hoofdzakelijk bij de kermissen ziet men ze nog op de Zaan. Zij dienen dan om een of ander gezelschap, meest vrouwen, naar de plaats van pleizier te brengen.

Te Deventer komen de kleinen uit den Hoenderput, te Almeloo uit den Kloosterput, in de stad Groningen uit de Woalpudde, de pomp in 't wijde van de Heerestraat; in de Zaansche dorpen uit de watermolens, in het Oldambt van Groningen uit den Dollard. Elders vinden wij sporen van het oude volksgeloof, dat de bewoners van het zielenrijk over water in een schip het land der levenden bereiken.

Het is hier niet de Zaansche en Broek-in-Waterlandsche kleingeestigheid, die op muilen rondsluipt en alle meubelen en huisraad spaart, wrijvende, poetsende, en gladmakende wat zij niet zou durven gebruiken; maar een heldere reinheid, die altijd wascht en schoonhoudt en blinken en glanzen doet, temidden van het veelvuldigst, het onophoudelijkst gebruik.

Hij had ze in zijn hoed laten doen, en liep er op straat van te eten. Al spoedig had hij een drom van Zaansche jongens om hem heen, die hem om een pruim vroegen. Sommigen kregen er een, maar anderen gooide hij met de pitten. 't Werd al spoedig een standje.