United States or French Guiana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het eiland Marken zal zijn bescheiden plaatsje wel blijven innemen tegenover het vasteland; zijn huizen, in het zoute water staande; zijn steenen straatjes in den mist; zijn hoogste punt, waar de dooden rusten, en zijn vier gehoornde beesten, wadend door den sponsachtigen grond ... tenzij op een dag, gelijk aan dien, waarop de Zuiderzee ontstond, het ook op zijn beurt worde weggevaagd, verzwolgen in den storm en neergelegd op den bodem van de Zuiderzee.

Nu vliegen, op zijn stem, tweehonderd legerbogen In éénen adem los, terwijl men opwaart klimt, Zich rugsteunt, opstuwt, en den woestaarts tegengrimt, Die saamgeraapten steen en zware beukentakken Op 't wadend leger uit hun hoogte nedersmakken, En, waar men d' oever zoekt, met knotsen, rood van bloed, De hoofden brijz'len en doen wentlen in den vloed.

Saemunds Edda. Daar hij de god van den donder was, mocht Thor nooit alleen gaan over de wonderbare brug Bifröst, opdat hij ze niet zou in brand steken door de hitte van zijn aanwezigheid; en als hij zijn medegoden wenschte te ontmoeten bij de Urdar-fontein, onder de schaduw van den heiligen boom Yggdrasil, moest hij zijn weg daarheen te voet afleggen, wadend door de rivieren Kormt en Ormt, en de twee stroomen Kerlaug, naar de verzamelplaats.

Als men dicht bij een plaats komt, waar honderden van deze Vogels ijverig bezig zijn voedsel op te sporen, bemerkt men, dat alle bij het eerste waarschuwende sein onrustig worden, wadend of zwemmend zich naar de diepere gedeelten van het water begeven, of opvliegen en niet eerder rusten, voordat zij buiten schot zijn.

Het eiland Marken zal zijn bescheiden plaatsje wel blijven innemen tegenover het vasteland; zijn huizen, in het zoute water staande; zijn steenen straatjes in den mist; zijn hoogste punt, waar de dooden rusten, en zijn vier gehoornde beesten, wadend door den sponsachtigen grond ... tenzij op een dag, gelijk aan dien, waarop de Zuiderzee ontstond, het ook op zijn beurt worde weggevaagd, verzwolgen in den storm en neergelegd op den bodem van de Zuiderzee.

Ik herkende de dingen en de landschappen niet meer. Maar de hemel was blauw als safier en de zon straalde zoo heerlijk en warm en in die ongerepte heerlijkheid liep ik steeds verder en verder, wadend tot over de enkels door al die glinsterende witheid, als in de openbaringsweelde van steeds nieuw geschapen tooveroorden.

Onmiddellijk liet hij zijn vangst in den steek en kwam de beek op, half wadend, half zwemmend, zette zijn voorpooten op de lage brug, stak zijn kop over den rand en keek aandachtig naar me, met zijn gezicht geen tien voet van het mijne. Hij verdween na een poosje en ik kroop naar den rand van de brug om te kijken wat hij aan 't spoelen was.