United States or Fiji ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik geef sterk in "Geertje" weer mijn heel persoonlijke illusies De Meesters illusies van vrouwenliefde. Dat is het subjectieve in het boek. En het is voor mijn gevoel het werk van de critiek, uit te maken in hoeverre ik, bij dat subjectieve, zuiver heb weten te houden de teekening van de figuren. Dat laatste is natuurlijk de kunst. Van Deijssel heeft naar aanleiding van "Geertje" geschreven: De Meester is in onze generatie de man die hart in zijn werk legt. Toen mijn vrouw mij vertelde van die dienstmeid toen zei ik dadelijk: Dat mensen voldoet aan de verlangens, die ik als jongen van achttien jaar had van vrouwenliefde. Nu kwam de werkelijkheid vóor mij te staan en gaf mij zoo'n ideale figuur te aanschouwen. Ik had maar te copiëeren maar ik deed het met de vreugde van iemand die heeft gevonden zijn ideaal.... Ik kan u dit misschien nog duidelijker maken door u te zeggen, dat mijn lievelings-auteurs ook menschen waren die als het ware geestelijk werkten. Vòor mijn vijftiende jaar al Multatuli, en daarna nog veel meer Rousseau. Dat zijn geen zuivere vertellers en geen zuivere schoonheidsmenschen. Dat zijn menschen die steeds hun inzicht in het leven geven. Daarna ben ik komen te lezen pessimistische literatuur, die aan mijn levensinzicht beantwoordde. Het is altijd geweest: mijn philosophie ... of neen, ik heb niets van een wetenschappelijk man ... mijn levensoverpeinzingen een vorm te geven door er vertellingen van te maken ... d

Het scheepsleven was rijk aan afwisseling en merkwaardige gebeurtenissen, en zou alleen reeds voldoende geweest zijn, om den vertellers, den redenaars, den dichters den mond te openen.

Asbjørnsen treedt hier zelfstandiger op, en hij maakt den overgang van romantiek tot realisme. Ofschoon het woord "eventyr" in den titel voorkomt, houden die boeken toch geen sprookjes in, maar mededeelingen omtrent volksgeloof, grootendeels in concrete voorbeelden. Asbjørnsen legt de verhalen in den mond van vertellers, met wie hij heeft omgegaan, en zelf geeft hij eene omlijsting.

Hier is een element van werkelijke onvroomheid en spot, dat in het zooeven behandelde spraakgebruik niet aanwezig was; beide zijn slechts verwant, in zooverre zij voortspruiten uit de groote gemeenzaamheid met het heilige. De vertellers der Cent nouvelles nouvelles verlustigen zich onvermoeid in woordspeling op "saints" en "seins", en het gebruik van "dévotion, confesser, bénir" in obscenen zin.

Hy spreekt van Zamolxis Artsen, die den naam hadden de onsterflijkheid te kunnen meêdeelen, en wien het bygeloof der vertellers, by 't aanwenden hunner bereidingen of artsenyen, bezweeringen toedichtte, waar in Plato-zelf onnoozel genoeg was om de heelkracht te stellen; dan die niemand zekerlijk thands in aanmerking nemen zal.

Eerlijk gezegd, heb ik niemand anders gezien, gezien, begrijpt ge, dan den fijngeestigen gastheer zelf, hoe hij daar zijn sigaar zat te rooken, nu en dan een teugje uit zijn kopje nam, mij, al verhalend, op den schouder klopte, guitig knipoogde, weemoedig een traan wegpinkte, kortweg: alles deed wat nu eenmaal des goeden vertellers is.

Dan kwamen de verhalen los over de groote tournooien, over de gastmalen en hoffeesten, welke in het paleis te Camelot gegeven werden en nu was het Gareth, die gretig toehoorde en niet ophield met vragen. Soms gingen die vragen boven het bereik zijner eenvoudige vertellers en kreeg hij dus geen bevredigend antwoord. Zoo leerde Gareth van uit zijn nederigen schuilhoek de hofwereld kennen.

Giraldus las zelfs zijn werk, drie dagen lang, aan een auditorium voor, dat hij te Oxford bij elkaar had gehaald, en ontving bij die gelegenheid zijn toehoorders allerroyaalst! Maar van nog groter betekenis dan deze geleerde propaganda was de invloed der Brits-Bretonse speellieden en vertellers uit Wales en Bretagne.

De vertellers waren vier jongens, die bijna de mannenjaren bereikt hadden, en bij dag op eenen winkel als leergasten van timmerlieden of smeden arbeidden.

Boeren drijven door de steden hun beladen kameelen en ezels in lange rijen, soms hun kudden geiten, die onderweg aan de huizen worden gemolken, op hoeken van straten en op pleinen vertoonen slangenbezweerders en goochelaars hun kunsten, of vertellers en straatmuzikanten houden er de menigte bezig.