United States or Namibia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Weldra schoot de djaloer tusschen de andere vaartuigjes in en zat met den kop vast in de zachte modder van den, op die plek, lagen oever. Spoedig stonden Kees en Marti op den wal. Zij waren in het land der Kenjaoe-dajaks. De djaloers werden voor alle zekerheid stevig vastgelegd; de dajongs werden in het struikgewas verborgen. Daarna verkenden de reizigers de omgeving van de pangkalan.

Toen verlieten ze het dorp Metoedjoe. Zoowel Kees als Marti verkeerde in de grootste spanning. Ofschoon ze hun gedragslijn zoo goed mogelijk hadden bepaald, bleef de mogelijkheid niet uitgesloten, dat er onverwachte beletselen zouden komen. En dan.... hun geheele toekomst was in hooge mate onzeker. Weldra hadden ze de pangkalan bereikt.

Het was een verrukkelijke tocht van Medan naar Pangkalan Brandan, waarvoor de heer Van de Capelle ons een van de mooiste auto's had afgestaan, zoodat wij nu eenige uren achtereen door de uitgestrekte tabaksvelden, rubberaanplantingen, pisang- en kokosnootbosschen vlogen, in plaats van drie uren in een primitieven trein door te brengen.

De heer en mevrouw Du Pont, hoofdadministrateur van de onderneming "Pangkalan Brandan", hadden daar alles prachtig voor ons geregeld en ons op de meest voorkomende wijze gastvrij ontvangen. Mevrouw Lievegoed vergezelde ons ook daarheen en leidde op even eenvoudige en goede wijze als zij dat in Medan had gedaan, ook deze vergadering.

»Ik vertrouw de Sibaoe's niet," zei Kees kortaf, en ging de mannen tegemoet, die Petinggi Datoek voor hem had aangewezen. Het kleine gezelschap vertrok terstond. De pangkalan van Seboedoet was spoedig bereikt. Hier lagen verscheidene goede booten vastgemeerd en de Dajaks hadden er weldra twee uitstekende djaloers uitgezocht. Met forsche slagen roeiden ze de Soengei Pejang op.

Toen ze weer met alle inspanning een hoek waren omgeworsteld, slaakte hij dan ook plotseling een vreugdekreet: »De pangkalan!" Hij wees naar den Zuidelijken oever en begon in zijn blijdschap woest te pagaaien. In een flauwe bocht der rivier zag Kees nu ook een zestal djaloers liggen en onwillekeurig begon hij krachtig mede te roeien, om des te sneller aan de landingsplaats te komen.

Op zekeren morgen gingen Kees en Marti, vergezeld van een groot aantal Tapangers, op weg naar de pangkalan, ten einde zich daar in te schepen voor de terugreis. Bij de aanlegplaats gekomen, vonden ze hun djaloer nog in goeden staat. Ze brachten hun zaken in het bootje. Daarna wilden ze afscheid nemen van hun vrienden, die ze nooit weer zouden zien.

Zoo was het al middag geworden en nog liet zich de zoo lang verwachte landingsplaats of »pangkalan" niet zien. Toen ze de hoop om deze spoedig te vinden reeds weer opgaven, bemerkten ze, dat de eene oever wat lager begon te worden. Marti opperde het vermoeden, dat men het doel nu waarschijnlijk begon te naderen.

Toen wij den 1en April in den vooravond ook in Pangkalan Brandan, de groote petroleumonderneming, met de daar aanwezige Europeanen, dit voor ons zoo belangrijk onderwerp bespraken, bleek ook daar de belangstelling en de sympathie groot en werden ook daar vele leden gewonnen.

Wat Noord-Sumatra betreft, kan men van die landlijn nu al telegrafeeren tot Pangkalan Brandan, welke lijn dus over Langsar tot Koeta Radja zal moeten worden doorgetrokken, en wel eerst naar Kwala Simpang, de hoofdplaats van Tamiang, vandaar naar Langsar, het beginpunt van de Atjehtram, voorts langs de geheele Atjehtramlijn via Segli en Telok Seumaweh naar Koeta-Radja.