United States or Pakistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Het is mogelijk heer; doch ik zou toch liever zien, dat de bala wat voorzichtiger vooruitging. Hier tusschen die rotsen en dat dichte struikgewas kunnen enkele mannen ons reeds geduchte verliezen bezorgen." »Zeg dat even aan Petinggi Datoek," raadde Kees. Marti begaf zich naar het hoofd en besprak de zaak met dezen.

Daarachter ging Kees, vervolgens Marti en Amat; daarna kwamen de twee andere Kenjaoe's, die evenals de gids en de Maleier de levensmiddelen in hun draagmanden op den rug droegen. Marti droeg alleen wat bagage van zijn heer en de patronen voor de vuurwapenen. Aanvankelijk vorderde men goed. Het terrein was heuvelachtig, maar er was een goed boschpad.

Marti liet zich echter zoo gauw niet overreden. En de Toean moest al zijn welsprekendheid te hulp roepen, eer zijn bediende hem beloofde, hem te zullen bijstaan. En zelfs na dit besluit bleef Marti van gevoelen, dat ze ongetwijfeld meer gevaren dan diamanten zouden vinden.

Terwijl hij met zijn geweer bezig was, keek Marti achterom en bemerkte, dat een der Dajaks in de voorste boot eveneens van plan was te schieten. »Schiet, heer!" riep hij angstig. Kees mikte en gaf vuur. »Geraakt!" juichte Marti, die het roeien een oogenblik gestaakt had, om de uitwerking te zien. De Dajak sprong plotseling hoog op, liet zijn geweer vallen en tuimelde in de rivier.

Geloofd zij Allah! Hij heeft ons geholpen." »Ja," zei Kees met een hartgrondigen zucht, »ik geloof nu ook, dat we gered zijn." »Ze zijn allen dood," vervolgde Marti. Zwijgend roeiden zij nog een tijdje verder. Toen kwam de ontspanning en voelden ze, dat ze nu van uitputting niet meer konden. »We zullen aan den volgenden hoek aanleggen, Marti, ik ben doodop."

Soms verbeeldde hij zich, dat het zakje met zijn kostbaren inhoud onder zijn kleeren uitgevallen was. Maar als hij zich dan weer overtuigd had, dat het nog veilig en wel aanwezig was, dan gaf hij zich weer over aan schoone toekomstdroomen. Ook Marti werd door prettige gedachten bezig gehouden. Hij wist, dat zijn heer hem rijkelijk beloonen zou voor zijn goede diensten.

»Dat is zoo, Marti, maar ik wantrouw dien man. Ik geloof, dat we voorzichtig met hem moeten zijn." »Het is jammer, heer; zijn diensten zouden uitstekend te pas kunnen komen, want de Dajaks hier hebben veel vertrouwen in hem." »Ik zal er nog eens over denken, Marti; je hebt misschien wel gelijk." Kees verzonk in gedachten. Waar en wanneer kon hij dien Amat toch ontmoet hebben?

Plotseling echter werden ze opgeschrikt door een woedend gehuil en gebrul, dat veel sterker klonk dan te voren. Ze keken om. Daar zagen ze, dat nog een vijftal grootere djaloers zich bij de vervolgers had aangesloten. Naar schatting waren er nu wel een zestigtal vijanden! »We zijn verloren!" riep Marti geheel moedeloos. Hij scheen den wedstrijd te willen opgeven. »Roeien!" gilde Kees.

»Het zal een heele toer zijn, met dezen lagen waterstand de rivier op te komen. We kunnen bovendien nog veel last van zulke boomen krijgen, vóór we aan land kunnen gaan," zei Kees »En van groote steenen ook," voegde Marti eraan toe.

De mannen brachten de levensmiddelen en de wapens in de voor de reis bestemde djaloer. Kees en Marti namen daarop in het bootje plaats. De eerste gelastte den eenen Dajak de rottan, waarmee het aan een boomtak bevestigd was, los te maken. De andere Dajak belette het vaartuig weg te drijven door eenige overhangende takken vast te houden.