United States or Marshall Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Geboortig als hij was uit eene molenaarsfamilie, voelde Rembrandt zich steeds aangetrokken tot deze schilderachtige gebouwen. Zijn vader had er een in Leiden, in het aangrenzende huis was hij geboren en opgegroeid. Nog binnen de stadsgracht, op een zoogenaamd bastion van het bolwerk, dicht bij de Muiderpoort, stond het exemplaar, waarvan hij ons eene afbeelding heeft nagelaten.

En weldra kwamen Reiniers nog schoolgaande broers Bert en Bruno, die als echte jongens overal bij waren, op een Zaterdagmiddag thuis, druk en opgewonden over al het moois dat zij gezien hadden. »Aan den Outelerweg wordt een eereboog gemaakt," zei Bert, »toch zóó prachtig, ò!!..." »Nee maar, dan moet je de Muiderpoort eens zien!" riep Bruno, »die is nog veel, véél mooier!"

En onbestemde oude lusten om zich rijk te maken, om zaken te doen en zich binnen weinige jaren alle weelde te kunnen veroorloven woei de lentewind door zijn hersenen bij het aankomen in Amsterdam en met kletterend geraas en rollend gehobbel door de Muiderpoort rijden.

Haar moe vond 't goed, "als 't een nette burgerjongen was en ze hield van 'm....., maar geen scharrelpartij." Ze kwam, 's avonds bij de Muiderpoort en hij zei dat ze zeker wel begreep, watti haar vragen wou. 't Was zoo raar, zoo gewoon, hij kon heelemaal niet dichten. En ze zei natuurlijk dat ze 't niet begreep, maar toch liepen ze samen maar de Sarphatistraat op.

Bert en Bruno vlogen naar de ramen, schoon daar natuurlijk nog niemendal te zien was dan de dubbele rij van nationale garden, die heel den weg van de Muiderpoort tot aan het paleis bezet hadden en van dit oogenblik af niemand meer door mochten laten. »Blijf gerust nog maar wat zitten jongens", vermaande de tabaksverkooper, »de Keizer is de Muiderpoort nog pas genaderd!"

Straten en grachten van Haarlemmerpoort en van Lennepkwartier, van Plantage en Muiderpoort werden bezocht; en altijd weer nieuwe verbazing over zooveel verscheidenheid en vindingrijkheid in boog en guirlande, kroon en ornament, ten toon gespreid.

"Wel mannen!" antwoordt Smit: "zie je niet aan mijn ringkraag en bandelier, dat ik vandaag de wacht heb? Of hadt jelui liever, dat de Muiderpoort onbezet bleef, en de Françoizen er op hunne sloffen binnen konden komen? Jelui lijkt wel stapel zot, om je over zoo'n natuurlijke zaak te verwonderen, als dat ik mijn vendel opsteek, waar mijn volk bij vergaderen moet.

Ik kuier met mijn vendel naar de Muiderpoort, doch er blijft volks genoeg achter om u te beschermen."

Op den morgen van dien dag verscheen namelijk een voorhoede van tweehonderd Kozakken voor de Muiderpoort, die door de burgerij met de uitbundigste vreugde werd ontvangen. De verschijning dier woeste gasten was als die van beschermende Engelen.

Van Rijn behoefde zelfs niet de Muiderpoort uit naar Muiden, naar Naarden of naar het Gooi te wandelen, om tooneelen te vinden, die hem boeiden; hij had ze, om zoo te zeggen, naast de deur. En we kunnen ons denken, hoe hij met zijne jonge vrouw naar buiten wandelde, en het Friezinnetje attent maakte op al het schoone, wat Amsterdams buitenkant te zien gaf.