United States or Luxembourg ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men kon er al niet meer van zeggen dan dat hij goedig was, niet zeer vernuftig, zwak en oprecht. Deze gezamenlijke hoedanigheden maakten van hem een dompelaar, niet bestand tegen de luttele aanvalletjes van het gewone leven, een schamelen menschenschuwe en, op slot van rekening, dan toch nog een gelukkigen jongen. Hij was het altijd geweest, van kindsbeen af.

Gij weet nog wel, hoe gaarne hij in beter dagen zich als Dionysos vertoonde, en met welk een wegslependen vroolijken overmoed hij de rol van dien god speelde. Nu verbergt hij zijn waar en opgeruimd gelaat onder het masker van menschenschuwe mijmerij, omdat het hem toeschijnt zoo slecht te passen voor dezen tijd van jammerlijke ellende.

Hoewel het instrument zéér ontstemd was, stond de geheele bevolking vóór het huis tehoop gedrongen. Om negen uur kwam de boer, van wien het wagentje gehuurd was, tien gulden eischen voor beschadiging van zijn eigendom. Om tien uur klonk plotseling muziek van de andere zijde van het dorp: de menschenschuwe boerentante zat voor haar amechtig harmonium, en speelde Sien, Sien, Siene-l

Als geleiders van de wilde, menschenschuwe dieren, dienen tamme ossen, die voor den dienst, welke men van hen verlangt, op soortgelijke wijze afgericht worden, als de tamme Olifanten die bij de olifantenjacht in Indië den mensch helpen." In de Nieuwe Wereld waren de omstandigheden van oudsher gunstig voor het verwilderen van het Rund.

Zij bewonen de eenzaamste streken en de eigenlijke woestijn; hen bemerkt men nog te midden van de gloeiende vlakten, waar alle leven uitgebluscht schijnt te zijn. Onze Tapuit is een uiterst beweeglijke, wakkere, behendige, onrustige, bij de geringste aanleiding wegvliegende, ongezellige en voorzichtige, bijna zelfs menschenschuwe Vogel.

Hij is volstrekt niet de sombere, menschenschuwe man, dien men van hem gemaakt heeft. In weerwil van mijne koele begroeting en van zijn lakoniek antwoord, heeft hij mij toch met aandoening de hand gedrukt. Ik kleedde mij stil aan, om, in afwachting dat mijn gastheer zou ontwaken, langs het meer te gaan wandelen. De deur mijner kamer knarst afschuwelijk; ik treed in de veranda.

Hij was een jonge kerel, en men had hem een piano leeren bespelen. Maar hij had niets aan zijn jeugd, aangezien men hem had ingekwartierd in een afgelegen gehucht van nauwelijks zestig inwoners; en ook zijn behendigheid op 't klavier kwam hem bitter weinig te pas, daar in de buurtschap slechts één amechtig harmonium leefde, dat bespeeld placht te worden door eene menschenschuwe boerentante.

's Zomers stelde hij zich voor dit gedwongen thuiszitten schadeloos: dan wandelde hij veel, blootshoofds, maakte groote zwerf- en ontdekkingstochten in de bergen, soms alleen, soms met anderen. Op die tochten genoot hij volop, was beminnelijk en vrolijk. Zijn metgezellen waren een en al verbazing dat de menschenschuwe misanthroop waarvoor hij doorging zoo gezellig en goedgeluimd kon zijn.