United States or Sint Maarten ? Vote for the TOP Country of the Week !


Van de Kerkleer af te wijken, was gevaarlijker en werd strenger gestraft, dan afwijking van het Evangelie van CHRISTUS. Deze Kerkleer naauwkeurig te ontwikkelen, haar-fijn uit te pluizen, scherpzinnig tegen andersdenkenden te verdedigen en met bewijzen, voetstoots en vaak op den klank der woorden af, uit den Bijbel ontleend, te staven, ziedaar, wat de Godgeleerdheid en hare studie uitmaakte.

De vrouw wordt in haar eer hersteld; zij is niet langer, naar middeleeuwsche kerkleer, eene verlokking tot het booze: haar lichaam als een vuur, uit haar oogenvensteren gluurt de dood; zij is niet langer, als voor de strenge devoten, de belichaming der zonde, verderfelijk boven alles, de poort der hel wel te verklaren uit die ascese, die is angst om der ziele zaligheid, welke men op geen beter wijze wist te redden dan door de natuur in haat te hebben, met dat al de vrouw verlagend tot een minderwaardig schepsel van lagere natuur.

Wijl ze zich met de toenmalige kerkleer niet konden vereenigen, werden ze #ketters# genoemd en vreeselijk vervolgd. Omstreeks het jaar 1460 tastte een professor aan de hoogeschool te Oxford, #Johannes Wiklef#, de gebreken in de kerk aan; vooral ijverde hij zeer tegen sommige monnikenorden.

Terloops zij hier even opgemerkt, dat met deze beperking: niet "in naturen", Ruusbroec de opgaande lijn zijner mystiek breekt en haar verhindert den top te bereiken, waarheen de groote mystiek van heel de wereld altijd heeft gestreefd. Of zijn rede hem hiertoe bewoog, zooals Prof. Kalff zegt, en niet veeleer de Roomsche kerkleer?... De Middelnederlandsche Beatrijs

Van toen af, en vooral na 1557, wanneer WILLEM LINDANUS als Kettermeester herwaarts werd gezonden, stonden allen, die van de Roomsche kerkleer afweken, en zelfs zij, die verdacht waren van de nieuwe leer te begunstigen, aan wreede vervolgingen bloot.

Zij had dan ook al wat Tante vroeger gezegd had, op haar eigen kerkleer toegepast en die uitdrukkingen, welke haar duister of ongewoon voorkwamen, daaruit verklaard, dat er wellicht eenig verschil bestond tusschen den vorm van den eeredienst in dit land en in dat harer vroegere inwoning; terwijl de verwarring, veroorzaakt door de vragen, welke Tante haar deed omtrent de plaats, van waar zij voorgaf gekomen te zijn, haar nog minder had doen nadenken over den vorm, dan over het zakelijke van haar antwoorden.

De kerkleer ruimde al die vragen uit den weg en liet hem alzoo ruimte en tijd voor zijn werkzaamheid op practisch gebied. "Derhalve," dacht hij, "de vraag naar haar gevoelens en aandoeningen gaat mij niet aan, maar haar eigen geweten. Wat mijn plicht is, is duidelijk.

Vandaar, dat in de allereerste geloofsbelijdenis der Nederlandsche Hervormde Kerk, van omstreeks 1550, drie beginselen op den voorgrond stonden, welke toen voor kenmerkenden regel en rigtsnoer waren aangenomen; namelijk: 1^o. het Evangelische beginsel, of de aanneming van de Heilige Schrift als Gods Woord, waarvan Christus de hoofdinhoud uitmaakt, met verwerping van alle menschelijk gezag, hetwelk in de Roomsche Kerk heerschende was; 2^o. het beginsel van vrij onderzoek en vrije belijdenis van de Evangelische waarheid, mede tegenover Rome's kerkleer, welke slaafsche gehoorzaamheid en vervolgzieke onverdraagzaamheid van andersdenkenden predikte, en 3^o. het beginsel van voortdurende Hervorming, van toeneming in kennis en ontwikkeling van het Christendom, als de grondslag, waarop de Kerk, heilig in leer en leven, moest worden voortgebouwd en voltooid, tot vorming van vrome burgers van den Staat en van waardige leden der gemeente Gods in het leven der toekomst .

Hij oefent critiek op beweringen van priesters, "meesters in de vrië consten," die hij gehoord heeft; hij stelt hunne laatdunkendheid tegenover de leeken aan de kaak. Zijn gevoel van zelfstandigheid openbaart zich niet minder in zijne opvatting van geloof en kerkleer.

En toen later de voorspoed blonk, vond men daarin moed en kracht, om hetgeen men als een schat van groote waarde op hoogen prijs had leeren stellen, te verdedigen en te behouden, tegen al de wreede vervolgingen der wereldlijke magt, die de Roomsche kerkleer met geweld trachtte te beschermen. Charterb. II 107, 415; WINS. 458; SCHOT. 621 env.