United States or Argentina ? Vote for the TOP Country of the Week !


Kaimans en witte reigers schijnen de eenige bewoners dezer wildernissen. Dringt men, met den vloed, met een licht bootje verder in een dezer kreeken door, dan bespeurt men soms ook nog andere boomen, met name palmen, wier bladerkronen zich hoog in de lucht verheffen, of wel reusachtige wolboomen, wier takken zelfs nog boven de hoogste palmen uitsteken.

Inderdaad, als ik denk aan de nog veel brozer prauwen van uitgeholde boomstammen, aan de gevaren, waarmede de vaart op de rivier gepaard gaat, aan de vermetele stoutmoedigheid der kaimans, dan zou ik mij bijna kunnen verheugen over de vlucht onzer Indianen. Alles wat ons tot dusverre aanvankelijk een ramp scheen, is naderhand gebleken een geluk te zijn.

Een wit voorwerp, in de rivier gedompeld, neemt op eene diepte van dertig duim eene goudgele tint aan; op negentig duim diepte is het oranjerood. Dit water is echter drinkbaar; te San-Fernando gebruikt men geen ander. Het vermengt zich zeer goed met zeep, en bezit twee voortreffelijke hoedanigheden: het houdt de muskieten en de kaimans op een afstand.

Aan den ingang liggen twee reusachtige kaimans op de wacht, die in dit vischrijke water overvloedig voedsel kunnen vinden; met hunne ziellooze onbewegelijke oogen staren zij ons spookachtig aan. Bij de nadering van het vlot zijn zij even onder gedoken, om langzamerhand op dezelfde plaats weer te voorschijn te komen.

Wij komen zonder hinder over een tweeden val, die wel veel beweging maakt, maar niet gevaarlijk is. Even daarna nadert een reusachtige kaiman zoo dicht tot het vlot, dat Apatoe hem met de pagaai een geweldigen slag op den kop toebrengt, die hem doet afdeinzen. Weldra bespeuren wij nog andere kaimans; hun aantal neemt steeds toe.

De caoutchoucboomen zijn eensklaps verdwenen: nadat wij ze gisteren in zoo grooten getale hadden ontmoet, zien wij er nu vreemd genoeg geen enkelen meer. Den geheelen dag moeten wij oorlog voeren tegen de kaimans. Wij schieten op hen op dertig pas: geen wonder dat zij eerbied krijgen voor onze kogels.

Wij verhalen hun wat ons al op reis gebeurd is, sedert wij op de Goyabero scheep zijn gegaan. Zij toonen niet de minste verwondering als wij uitweiden over den last, dien de kaimans ons hebben veroorzaakt. Zij deelen ons mede, dat nu vier jaar geleden, bij den mond van de rio Oua, een hunner makkers, die eene prauw bestuurde, door een krokodil werd aangegrepen en uit zijn vaartuig gesleept.

Ook ontmoeten wij eenige kaimans, die evenwel in het minst geene vijandelijke gezindheid aan den dag leggen. De zon is reeds vrij laag gedaald, en de hemel tooit zich met de rijke kleurenpracht van den avond, toen wij aan eene zandbank aanleggen, waar wij den nacht zullen doorbrengen. De cabiai is spoedig gevild; de kop en de ribben worden weggeworpen.

Later bleek mij, dat het de Duda was, wier vermogen door het opnemen van verschillende stroompjes en beken belangrijk was versterkt. Gedurende dezen dag werden wij tot drie malen toe door kaimans verontrust, die naar ons vlot zwommen. Hunne oogen en hun snuit teekenden zich helder af op het door het lommer der boomen donker gekleurde water, zoodat wij zeer gemakkelijk hun spoor konden volgen.

Somwijlen reikt het water hem tot de schouders, en bekruipt ons de vrees dat hij zal worden medegesleept. Als hij van de been raakt, zal het hem vermoedelijk niet mogelijk zijn, aan den stroom weerstand te bieden. Ook denken wij onwillekeurig, en niet zonder huivering, aan de kaimans die zich in de rivier ophouden.