United States or Turkey ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ten einde het opperhoofd en zijn gevolg eenig begrip van zijn waardigheid en macht te geven, verscheen de admiraal in schitterend hofgewaad en werd hij door een groot aantal officieren vergezeld, die allen maliënkolders aan hadden. Guacanagari lag in zijn hangmat. Zichtbaar werd hij getroffen door het weerzien van zijn ouden vriend, en hij weende, toen hij het lot van de Spanjaarden verhaalde.

Zeer neergedrukt door het verlies van de »Santa-Maria« zat den achtentwintigsten December Columbus in de kleine kajuit van de »Nina«, toen de goedhartige Kazike Guacanagari hem kwam bezoeken, en deze had zooveel medelijden met het leed des Admiraals, dat hij zijne tranen niet weerhouden kon.

Zij was zeer ruim en bevatte den afgezant van een heel voornaam opperhoofd met zijn groot gevolg. Het geheel leverde een schoon gezicht op. De naam van dat opperhoofd was Guacanagari. Hij was de erkende vorst van dit gedeelte van het eiland.

Eerst later, als hij Guacanagari, die denkelijk zich maar hield, alsof hij gewond was, om bij Columbus niet in verdenking te komen, zelf gesproken had, zou hij weten, dat de achtendertig mannen, die hij onder bevel van Don Arada achtergelaten had, al heel spoedig na het vertrek van den Admiraal toonden, dat men het ongebonden leven, hetwelk men in Spanje geleid had, wilde voortzetten.

Ook deed hij de treurige mededeeling, dat een aantal wakkere krijgslieden van de bergen van Cibao, het schoone dorp, waar Guacanagari woonde, aangevallen, alle huizen verbrand, vele inwoners gedood en anderen gevankelijk hadden weggevoerd.

Toen Columbus voor de eerste maal in de haven kwam, had hij twee kleine en beschadigde karveelen bij zich. Nu lag er een trotsche vloot van 17 schepen in de baai. Het schip van den admiraal was een van de hechtste schepen der Spaansche vloot. Guacanagari was verbaasd over de grootheid, rijkdom en macht, waarvan hij getuige werd.

Maar trouw was de Kazike Guacanagari den Spanjaarden gebleven tot het einde, en zelfs was hij in den strijd tegen Caonabo zoo gewond geworden, dat hij onmogelijk komen kon om zijn' vriend, den Admiraal, welkom te heeten en alles te vertellen.

Onuitputtelijk was de vriendelijkheid, die Guacanagari Columbus bewees. Gedurende den tijd, dat de admiraal het toezicht hield op het bouwen van het fort, stond het opperhoofd hem het grootste huis in het dorp af. De vloer was met kunstig geweven palmbladeren bedekt, en er stonden stoelen van gitzwart hout, dat heel glad gemaakt was en op ebbenhout leek.

Toen ging hij met iemand, die hem vergezelde, in het schip, bewerende een neef van het beroemde opperhoofd Guacanagari te zijn. Namens hem kwam hij twee gouden kroontjes brengen. Op de belangstellende vragen van Columbus aangaande het lot van zijn volkplanting, gaf hij verwarde en onduidelijke antwoorden.

Guacanagari had hem verteld, dat er vijandige Indianen waren, Caraïbiërs geheeten, die van tijd tot tijd op Haïti kwamen en velen meenamen, die zij gevangen genomen hadden. Dit bood Columbus een verontschuldiging voor het bouwen van een fort aan. De wilden hielpen hem trouw, omdat deze sterkte ook hen tegen de Caraïbiërs zou beschermen.