United States or Saint Kitts and Nevis ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar zij wisten, als vlugge strijders, behendig de stooten te ontwijken en ze dikwijls van zich af te wenden, of, wanneer zij somwijlen het onderspit moesten delven, zoo stonden zij toch, even als het door de stormen heen- en weer gezweepte struikgewas der hoog-gebergten, steeds, van frissche loten voorzien, weder op.

Zij leven nu nog als vreedzame herders en visschers, naar voorvaderlijke gewoonte, in rookerige hutten, verstrooid op de met wolken bekranste rotskammen, in turf-moerassen gevormde en met heideplanten en eeuwigen nevel bedekte hoogten, in onherbergzame woestenijen van hun land, en aan de kustranden der door storm en oceaan gezweepte Hebridische eilanden, die gezamenlijk een nooit geheel bedwongen toevluchts-oord voor hen geweest zijn.

De Noorsche kosmogonie deed wel denken aan de Grieksche, want het volk meende dat de aarde, Mana-heim, geheel door de zee omringd was, op welker bodem de groote Midgardslang lag, die beet in haar eigen staart; en het was volkomen natuurlijk dat zij, ziende de door den storm gezweepte winden, die tegen de rotsen sloegen, moesten denken, dat deze door haar krampachtig gekronkel werden veroorzaakt.

Hun dorpen zijn in het belang van hun werk aan de zoutplassen gelegen, waar ze hun levensonderhoud vinden. De hutten van zwart geworden stroo staan meestal op een door den wind gezweepte hoogte. Beneden liggen dan de pannen en de waterputten. In den winter is het de stille tijd, maar dan vervaardigt men de vormen voor het zout en de leemen ovens.

De door den wind gezweepte golven omgeven hem met haar verschrikking, de diepte trekt hem aan, het schuimend water spat hem om 't hoofd, en spuwt hem in 't aangezicht; de eene baar na de andere overstelpt hem; telkens zinkt hij en ziet onduidelijk stikdonkere afgronden onder zich; onbekende afgrijselijke zeeplanten vatten hem, omstrikken zijn voeten, trekken hem tot zich; hij voelt dat hij tot den afgrond behoort, dat hij een gedeelte van het schuim vormt, de golven werpen hem elkander toe; hij zwelgt het zilte water in, de laaghartige oceaan wil hem met geweld verdrinken, de onmetelijkheid speelt met zijn doodsangst.

Met een breede platte gleuf achter zich aan, een platgeschuurd spoor en smalle strepen der wippende pooten, slingerde het doode lichaam rond achter de voortgeslagen en gezweepte muilezels; en bij de laatste maal in wilden rit binnengesleept door de poort van den Toril, bonkte zijn lichaam in den dwarrelenden omzwaai tegen de stijlen der schutting onder een warrel van stof; en de menschen die hem daar nakeken, trokken instinctmatig zich terug bij den dreun.