United States or Spain ? Vote for the TOP Country of the Week !


En tegen het ijzeren schut stond Johan Doxa. Hooger beeflichtte de dag. De kaai was geheel met sneeuw bedekt. De gevels der huizen staken vuil uit boven de schoone witte sneeuw. Het pitalairken van Johan Doxa was besneeuwd. "Dat is toch zonderling." dacht Johan Doxa terwijl hij voort opwaggelde naar huis, "dat is toch een zonderling dingen!

Zijn eerst gedachte was aan Marieke, die schoon en rustig in zijn arm sliep, wakker te kussen, maar een wittigheid sloeg hem plots in de oogen, hij zag naar 't open venster en zie! de tak van den notenboom die zich altijd zoo zwart tegen de lucht afteekende, was glinsterend wit van sneeuw. Pallieter liet een kreet. Hij wipte zich op zijn hukken. Heel de wereld was besneeuwd! God, o God!

De ketel en 't vuur was ze vergeten. O, z'had Ghielen daar zien ronddompelen, heel wit besneeuwd lijk een vriezeman, vechtend tegen de koude en den donkere, zonder dat hij zijnen weg kon vinden.

Wat beloofde de godspraak mij? 'Als van 't besneeuwd gebergt een ruiterschaar komt dalen In 't effen land, door vruchtbaar nat gedrenkt, Dan voert de ranke boot u, moe van 't ommedwalen, Waar 't vreedzaam oord den zwervling ruste schenkt; En van de vijf moogt gij in 't eind verwerven Wat gij zoo lang, met rouw in 't hart, moest derven. »Thans wordt vervuld, wat de god mij heeft toegezegd.

Zwart-glanzig stuurde de knecht zijn paard vast aan. Hij hield in zijn knookvuist den lantarenstok, zoo een lans in rust wordt gedragen, nu ook het achterlijf van den hengst heenhobbelde, rozig als besneeuwd, bebaldakijnd onder den nasleep van den mantel. De lantaren binnen, omraamde rood het portiek; schuw blauwde het in de steeg.

Hij opende de beide ventilators in het venster en ging daartegenover aan de tafel zitten. Achter een besneeuwd dak zag hij een bouwvallig kruis uitsteken en daarboven den driehoek van den Wagen en de zacht glanzende Capella.

Hoor wat de priesteres u verkondigt: Als van 't besneeuwd gebergt een ruiterschaar komt dalen In 't effen land, door vruchtbaar nat gedrenkt, Dan voert de ranke boot u, moê van 't ommedwalen, Waar 't vreedzaam oord den zwervling ruste schenkt. En van de vijf moogt gij in 't eind verwerven Wat gij zoo lang, met rouw in 't hart, moest derven.

Het bleek heur zelf nu als een schendig misbruik van gewijd goed en ze blies 't licht uit en draaide de wassen keers weer weg. 't Speet heur dat lampke daar ook zoo lang en nutteloos te moeten laten branden. Ze ging nog verschillende keeren buiten staan en keerde maar binnen als 't haar te koud werd. Ze was zelf al wit besneeuwd en ze kwam de handen drogen bij den heerd.

Toen zij hem het vat wilden ontnemen, ontstond een woedend gevecht, de Centauren werden gedood of verjaagd, en zelfs Pholus en Chiron kregen in de verwarring tegen den wil van Her. doodelijke wonden. Het zwijn wist hij uit het woud naar een dik besneeuwd veld te jagen, waar hij het zoolang vervolgde, tot het uitgeput nederzonk.

Zij vluchte metter ijl, van daar het morgenrood Verrijst, tot daar het licht neêrdaalt in Thetys' schoot, Voor Pluto trekken zij zoo wijd ter Hellen neder, Tot daar zij nimmermeer en keeren herwaarts weder, Zij reizen naar 't besneeuwd en 't koud behijzeld Noord, Tot daar men nimmermeer van hun vertrekken hoort, Zij laten dan den Nijl, die overvloeit van 't goede, Tot daar hun al gelijk moet drukken de arremoede: 't Weêrspannig slaafsch gedrocht, zij loopen al hun best Die ons gezond klimaat ontsteken als de pest; Zij nemen al hun vee, zij nemen al hun have, En worden op het veld een spijze voor de rave, Zij ruimen 't gansche rijk, zij loopen naar hun dood, En erven Pluto's nest voor eenen zachten schoot.