United States or Aruba ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hierna begon ik op eenen dag te denken over datgene wat ik van mijne Vrouwe gezegd had, dat wil zeggen in de beide voorgaande sonnetten; en ziende in mijne overweging dat ik niets gezegd had van datgene wat zij op het oogenblik in mijzelf uitwerkte, scheen het mij dat ik gebrekkiglijk gesproken had; en dus nam ik mij voor woorden te zeggen in welke ik zeide op welke wijze ik ontvankelijk scheen te zijn voor haren invloed en hoe hare deugd in mij werkte. En meenende zulks niet in de beknoptheid van een sonnet te kunnen verhalen, begon ik toen eene canzone , welke begint: Zoolang nu heeft mij Amor in zijn macht En mij gewend aan zijne heerschappij, Dat even hard als eerst mijn slavernij Mij scheen, zij thans mij lieflijk lijkt en zacht. En zoo, wanneer hij ganschelijk mijn kracht Mij rooft en mijn gedachten jaagt uit mij, Gevoelt mijn zwijmelende ziel zòò blij, Dat mijn gelaat, ofschoon verbleekend, lacht. Dan voel ik hem zoo hevig in mijn leven, Dat hij mijn zuchten dolend roepen doet Om mijne Vrouwe zoet, Of zij nog hooger heil mij konde geven. Dus ondervinde ik, w

Voor hem uit bleef het praten van de beide heeren gaan, vlinderende alleene-stemmen boven den grond, en ginds daar glimmerde de weg nog wat, waar de straat opging tusschen de glooiingen, onder het weeë schijnsel van de zwijmelende kim.

En het geboomte steekt zijn kruinen in elkanders kruin, dat duizend blaren strijken elkaar, 'wijl op den wind de takken wijken streelend dooreen in zwijmelende min ..." De meidoorns staan met hun beschroomde rood zoo teeder te blozen, en d' avond, bleek van liefde en zedig bloot koost weder hun broze en bruidelijke rood.

En het weten, dat dit alles zal zijn in eeuwigheid, wordt door kunstige vergelijkingen tot een zwijmelende verschrikking opgevoerd. Dat de vrees voor de eeuwige pijn, hetzij inslaande als een plotselinge "goddelijke angst", hetzij knagende als een lange ziekte en druk, telkens als motief tot inkeer en devotie wordt vermeld, behoeft bewijs noch betoog. Alles was daarop toegelegd.

Een wierookwolk wademde op uit den haard, de golven zongen, en een overmaat van geluk, een bovenaardsche zaligheid, daalde als een overvloeiende zegening in Juliaans zwijmelende ziel, en degene wiens armen hem omstrengelden, werd aldoor grooter en grooter, raakte met hoofd en voeten de beide wanden der hut. Het dak verzwond.

In de verte zag hij de opspichtende masten van een zeilschip; fel-wit op de stalenlucht teekenden de sneeuw-belijnde-ra's. Nog een straatje ... Hoe meer hij naderde, hoe grooter de drukte werd ... Zingende en zwijmelende matrozen liepen gearmd met liefde-deernen; pretmakers met volksvrouwen, dik gerokt en hoog gekapt sprongen in 't opsprinkelende slijk voor de deur eener herberg.