United States or Saint Pierre and Miquelon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tromp snelde naar de vloot, bevelhebbers en matrozen waren in hun schik en de vloot lag gereed om uit te zeilen. Dit was juist op het tijdstip van De Ruyters terugkomst te Delfzijl. Gaan wij nu ook derwaarts en zien wij, wat daar voorviel. Wij vinden boven op de kampanje onzen Pieter en Jonker Engel, ieder op een rol touwwerk gezeten, met elkander aan het praten.

Den volgenden dag reeds vroegtijdig stapten onze hooge personages weder in hunne beide scheepjes, en voeren andermaal naar de vloot, waar zij nog de schepen van den kapitein Van der Zaan, van de Vice-admiralen De Liefde en Van der Hulst en van den kolonel der zeesoldaten, Willem Jozef van Gent, bezichtigden. Daarna voeren zij weder aan De Ruyters boord, waar zij heerlijk en heusch onthaald werden. Ik zal u geene beschrijving geven van hetgeen onze zeeheld opdischte; alleen durf ik u verzekeren, dat de hooge gasten uiterst tevreden waren over zulk een zeemanskost en dat er geen gebrek was aan verscheidenheid van wijn. Ook ontbrak het pekelvleesch niet; want De Ruyter zou niet gegeten hebben, wanneer er d

"En nu," vervolgt Smit, terwijl hij, met een voet op de onderste trede van De Ruyters huisstoep, met de eene hand den knop van de leuning omvat, de andere, waarin zijn geduchte rotting geklemd is, zoover mogelijk uitgestrekt houdt en in die houding als 't ware post vat om de woning te beschermen: "en nu, vertel jelui mij eens, wat je hier toch komt zoeken?"

Op den vijfden November, terwijl men nog bezig was met water te halen, ging De Ruyters sloep met kapitein Du Bois, Klaas Dirksz, Joris Andringa, schrijver op De Wilds schip Engel de Ruyter, Pieter Pietersz en eenige anderen nogmaals aan het vasteland van Verd, om te visschen.

En waarlijk had Jonker Engel het geraden; want het was de heer Schay, bevelhebber van Delfzijl, die met eenig gezelschap aan De Ruyters boord kwam, om hem met zijne behouden terugkomst te begroeten. "Nu komen zij vader nog storen," hervatte Jonker Engel, toen de heeren de kampanje binnen waren. "Het is toch een teeken van groote belangstelling in den Vice-admiraal," vond Pieter. "Dat is het.

Beoosten dat eiland omgezeild zijnde, werden den 24sten October eenige booten, met den Schout-bij-nacht Van der Zaan aan het hoofd, naar het vasteland bij Verd aan wal gezonden, om versch water te halen. Ook van De Ruyters schip voer er een sloep naar land, gevoerd door Klaas Dirksz en waarin zich Engel de Ruyter en onze Pieter bevonden.

"Zooals gij gezegd hebt, de Heeren Staten zullen tusschen ons beslissen en over ons oordeelen. Wat mij aangaat, ik schroom het oordeel van mijne meesters niet." "Ik ook niet," hervatte Tromp, terwijl hij De Ruyters boord verliet. "Ofschoon," mompelde hij half verstaanbaar, "de lieveling wel gelijk zal krijgen en de arme aanhanger van het Prinsenhuis achterstaan!"

De Staten-Generaal hadden niet zoodra de tijding van De Ruyters behouden terugkomst vernomen, of zij besloten, op voordracht van Amsterdam, hem in plaats van den gesneuvelden Wassenaar-Obdam te benoemen tot Luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland en hem het opperbevel over de vloot, die te Texel zeilreê lag, op te dragen. Dezen lastbrief ontving onze De Ruyter den 13den Augustus.

Een zeeslag van vier dagen! hoor ik u zeggen. Ja, een vierdaagsche zeeslag, de hevigste die ooit werd bevochten en die niet alleen den roem onzer vloot herstelde, in den laatsten, ongelukkigen slag zoo deerlijk verloren gegaan, maar een onsterfelijke gloriekroon wond om het hoofd van onzen De Ruyter, wien men de ziel der vloot noemde en van wien men zeide, dat hij de maat sloeg in het grof muziek van zooveel duizenden kartouwen ; om den schedel van onzen Van Nes, die, toen De Ruyters groote steng was afgeschoten, de admiraalsvlag overnam en met zooveel beleid een tijd lang het opperbevel voerde, dat geen der vijanden de tijdelijke afwezigheid van den vlootvoogd bemerkte; en om de slapen van onzen Tromp, die in zijne niets ontziende dapperheid zoo dikwerf van schip had moeten verwisselen, dat de Engelschen, telkens zijne vlag van een ander schip ziende waaien, met verbazing vraagden: "zijn er dan vijf of zes Trompen op de Staatsche vloot?"

De voorhoede verstrooid, vele van De Ruyters schepen reddeloos, en van de achterhoede onder Tromp en Meppel niets te bespeuren.