United States or Haiti ? Vote for the TOP Country of the Week !


Overigens zijn aan deze jacht geen bezwaren verbonden; vaardigheid wordt er niet voor vereischt. Vermoedelijk hebben de Kolibries, behalve den mensch, weinige of in 't geheel geene vijanden. Het is bijna niet denkbaar, dat zij lastig gevallen worden door Roofvogels of roofdieren in 't algemeen, daar geen van deze hen in snelheid evenaart.

Het vederenkleed is tamelijk dicht en, in verhouding tot de grootte van den Vogel, goed gevuld; het bevat bijna geen dons en bedekt het lichaam volstrekt niet gelijkmatig, maar is op verschillende plaatsen verlengd. Zoo hebben enkele Kolibries een meer of minder lange kuif op den kop, andere een langen borstkraag, nog andere baardvormige pluimen, enz.

Nog uitvoeriger en duidelijker beschrijft Newton het komen en gaan van de Kolibries. "Het schouwspel," zegt hij, "is zoo ongewoon, dat iemand, die de overzijde van den Atlantischen Oceaan niet kent, zich er geen duidelijke voorstelling van kan vormen. De beweging van den Kolibrie is een veel merkwaardiger verschijnsel.

Daar dit onderwerp zeer aantrekkelijk is, laten wij de belangrijkste van hunne mededeelingen hier volgen. "Eenige lieden," verhaalt Azara, "hebben Kolibries gevangen gehouden. Don Pedro Melo, stadhouder van Paraguay, heeft ongeveer 4 maanden lang oude Vogels bij zich gehad, die vrij in de kamer rondvlogen.

Wat wij van den aard en de bekwaamheden der Kolibries weten, geeft ons recht om te twijfelen aan de waarheid van het verhaal, dat de Groote Vogelspin ze even dikwijls vangt als de Kruisspin de Vliegen. Het kan zijn, dat een kleine Kolibrie door het stevige web van een groote soort van Spin vastgehouden en in dit geval door de vervaardigster van dit web aangevreten wordt.

Hunne kenmerken zijn gelegen in den zeer ongelijk langen, maar altijd dunnen, ronden en spits toeloopenden snavel en in de buitengewone pracht van het vederenkleed, dat zoowel door den glans en den weerschijn der kleuren als door den eigenaardigen vorm der veeren het kleed van alle overige Kolibries overtreft.

Andere Kolibries echter zijn bij het zoeken van voedsel niet slechts tot boomen van dezelfde soort, maar zelfs tot bepaalde gedeelten van hun kroon beperkt. Deze plunderen de bloesems van de bovenste twijgen, gene die van lager gelegen takken, sommige vinden den kost op de bladen, andere op den sap uitzweetenden stam.

In den broedtijd voeren de Kolibries strijd met elk wezen, dat hun nest nadert; vóór en na dien tijd is hun vertrouwen in den mensch bijzonder groot. Zij zijn volstrekt niet schuw, laten toe, dat men hen van nabij beziet, vliegen zonder schroom dicht voor de oogen van den onderzoeker langs en toonen, zoolang deze zich rustig houdt, volstrekt geen vrees.

Volgens den Amerikaan was men nog te dicht bij de kust en hielden de kolibries niet van deze woeste streken, zoo dicht bij den Oceaan. De tegenwoordigheid van den mensch verschrikte ze niet en in de hacienda hoorde men den ganschen dag niets anders, dan hun geschreeuw van "téretére", en het gegons hunner vleugels, gelijk aan dat van een spinnewiel.

Nog heeft men niet met zekerheid kunnen bepalen, in hoever ook die Kolibries, welke niet trekken, als standvogels beschouwd moeten worden.