United States or Nigeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hier had hij alleen zijne eigene ervaring te raadplegen, zijn eigen blik te scherpen om te weten dat hij zich niet bedroog, en dat een zonnestraal van levensvreugd, de koestering eener verstandige liefde op dit schijnbaar weerbarstig en verstompt gemoed zouden inwerken als de lentegloed op het overijzelde veld.

Kan dit thans nóg gezegd? Nog in die mate gezegd? Voor elk op haar wijze gezegd én van de jongedochter én van de gehuwde vrouw? o, Gewisselijk, er valt ook nu nog te roemen. Voor veel in de Christenvrouw is ook nu nog te danken. Er blinkt nog adel van hart. Er gloort nog koestering van liefde. Er vonkt nog iets hemelsch in menig hooger blikkend oog!

Deze moeten wij derhalve ook aan het groote, het goede, het schoone nooit onthouden, en vooral niet aan die krachten en den zoodanigen aanleg, welke op deze aarde nimmer tot geheele volmaking kunnen gebragt worden, maar die wij eerst aan gindsche zijde van het graf, bij de zachte koestering eener nieuwe, eeuwigdurende lente, bereiken.

En dat die bloem niets is buiten de koestering der zon, want in de koude verschrompelt haar blad; en geen geur ademt ze u tegen. Hulpeloozer, armer, naakter dan die schijnbaar zoo rijke, geurige bloem is er niet. Neem de lucht en het licht en de warmte en den dauw weg, en niets dan verdorring en verflensing blijft aan den stengel.

o, Vooral bij het stroeve en stramme, dat het manlijk Calvinisme zoo vaak op onze kringen stempelt, is de dienst der vrouw in het Huis haars Heeren zoo dubbel noodig. We kunnen ze niet missen, die smelting, die verteedering, die koestering, die zachtheid, die de dienstmaagd des Heeren ook den man en broeder schuldig is.

O, hij was blij zijn vriend nu weêr eens bij zich te hebben; véel had hij altijd van Bertie gehouden, juist, omdat Bertie zoo geheel anders was dan hij, met iets als een poes; verzot op gemak en koestering en nu en dan hevig aangedrongen om weg te loopen over daken en goten, zich te bezoedelen met modder, zich te wentelen in vuiligheid, om daarna terug te komen om zich te warmen en te lekken.

Haar altijd zoo bloedarme huiverigheid was weggestoofd door de blakering en 't heete drinken, en ook van de moeder zelf, vuurgloed-overschenen, hoog en breed naast haar, scheen nog een bizondere warmte en koestering op haar af te stralen. Zij had veel plannetjes van hier nog eens naar werk kijken en daar, en dit probeeren en dat....

En hij proefde de essence van hun leven-met-elkaar, hij voelde hoe zij zich voelen moesten, hij voelde dat grage opgaan der velen in de éénheid: het gezin, hij voelde de opoffering der enkelen en de glorie van 't geheel. En nu wist hij 't ook wat er ontbrak aan zijn genieten van de warme koestering in dien familiekring.

In het bosch, op het veld, overal gloeien vurige oogen, glinsterend van onverzadigbare paardrift. Waar men den blik wendt ontwaart men naar bevrediging hunkerend liefdesverlangen. Waar maar een wijfje is, is een mannetje, huilend van begeerte of hijgend van uitputting. In de wateren zijn het de dartele visschen, die hun versch-bevrucht kuit toevertrouwen aan de broedende koestering der zon.

o, Wandel maar in Gods schepping om, en ge ziet het immers allerwegen, al die planten, al die bloemen, ze strekken zich uit en ze grijpen naar het licht, ze grijpen naar de koestering der warmte, ze ontsluiten zich om den dauw in te drinken. In dat licht is voor de bloem het leven, en naar dat leven grijpt de bloem met al de uitstrekking en de inspanning harer vezelen.