United States or Bhutan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar o, van die vrienden, ze hadden zijn mooi leven die twee jaar lang verpest met hun brieven. Eerst waren ze opgehouden te komen; dat was wel begrijpelijk geweest, ieder had het natuurlijk druk, 't broeide al zoo, toen hij wegging. Hij zelve had ook de handen vol; 't was niet gemakkelijk zoo in eens op zich zelven te moeten rekenen, zoo in eens te worden gezet heelenal voor eigen kunnen. 't Ging in den eersten tijd goed, mooie dingen zien, af en toe een vriendelijken brief, zoo was men ten minste niet alleen in de wereld. Maar 't duurde niet lang, toen was er in eens, na lang zwijgen, een brief gekomen, een brief als een plank, maar geen hartelijkheid meer, en geen van zelven gaan; gepraat van ouwelijke jeugd en wijs geredeneer.... wat.... die brief rook vijandig.... wat was er toch gebeurd?.... een tijdje later wist hij het; wat vroeger bepraat was geworden op kamers of in cafés, dat werd nu openbaar gemeend, er werd gevochten.... dat had mooie brieven gegeven, brieven die als oorlog waren, lustig van den krijg, en wreed als strijd is, brieven, waarin zinnen die als klaroenen klonken; maar daar waren ook andere, bazige brieven, met veel langdradig geleuter over anderen, en weinig mooi vertel van eigen doen.... Hij voelde het wel.... al stond het niet in de regels.... hij was gezet door de vrienden aan den kant van den vijand, zoo in eens maar.... jawel, maar bliksem, dat was toch larie.... och, wat hadden al die meeningen hem een last gegeven.... hij, die daar in dat vreemde en liefelijke land maar niets thuis was, en er toch geen oogen en vingers genoeg had, die alles wel had willen vasthouden in dat land zonder nevel, waar de eeuwige zon hem zoo begon te plagen en ziek maakte, tot hij er als een sjouwerman werkte, planloos, bang in klein-burgerlijk plichtbesef van te kort te komen, van niet genoeg te zullen kunnen laten zien van al wat hij gezien had.... En hoe was hij dikwijls met het beeld van een vriend op reis en aan 't werk geweest, d

Achter de voorgronden van zijn klein-burgerlijk bewustzijn dat voornamelijk zijn gedachten over den staat, over den eigendom, over het huisgezin bepaalde, rees in het onder-bewuste, uit de diepten van zijn organisme, een woeste, chaotische wereld van wilde begeerten, duister, vormloos, geweldig zich rekkend omhoog.

En de hof van je buurman is allicht weer een beetje anders, en als hij er geen heining omzet dan kun-je er 's inkijken, dan heb-je ook wat aan zijn heesters en bloemen. Dat is wel een klein-burgerlijk genot, je kunt 't af op je pantoffels, maar als je nu eenmaal geen gigant bent.... en geen reus met zevenmijlslaarzen....

Zoo waren in zijn ideaal-wereld de trekken saamgesmolten van vele anti-kapitalistische, voor-kapitalistische ontwikkelings-trappen der menschheid. Maar wat in de eenheid die hij uit veelheid vormde overheerschte, was toch het klein-burgerlijk wezen eener maatschappij, gegrond op kleinbedrijf en handwerk, een maatschappij van kleine bezitters, boeren en ambachtslieden.

In Rousseau was niets van cynisme of liederlijkheid: zijn sterk klein-burgerlijk wezen stond te vrij en te los van de vervallende klassen, om door haar zedelijke ontaarding aangetast te worden. Maar ook was in hem niets van de huichelarij en valsche schaamte van den puriteinschen kleinburger.

Die uitstekende instantanée'tjes van het kinderlijk-goedhartige, van het naïef stuursche en heel dat klein-burgerlijk gedoente, mogen voor jelui bewaard blijven tot de lezing van het boek-zelf. Geertje heeft haar grootvader geschreven en nu, tengevolge van dien brief, komt hij bij haar, in Maandag's huis: Groo'va!...

Behalve de gewone felle kritiek op het bestaande, vindt men in deze geschriften ook vele interessante voorstellen van politieke hervormingen, alle in de lijn van het klein-burgerlijk utopisme. Samenhangend en systematisch heeft Rousseau het algemeene vraagstuk van de grondslagen van den staat behandeld in het "Contrat Social."

Rousseau was de dichter-utopist van het klein-burgerlijk individualisme, maar deze omschrijving put zijn wezen niet uit.

Dit was de eenige manier zeker te zijn geen onaangenaamheden te krijgen met de censuur; en ook wilde hij absoluut vermijden in conflikt te komen met de wetten van het land waarin hij woonde. Dit bracht zijn echt klein-burgerlijk respect voor de wet mee, ook al was zij, gelijk in dit geval, de willekeur zelve.