United States or Rwanda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bij den minderen man in Engeland geldt de Schot voor bijzonder listig en eigenwijs, schraapzuchtig, hebzuchtig, en als neringziek op alle mogelijke wijzen zijn geluk te beproeven, en dat niet altijd op zoo eerlijke, groothartige en edele wijze als de zuidelijke Brit.

"Equipagekosten? waartoe die, in een stad van minder dan vier duizend inwoners? Reiskosten? waartoe dienen vooreerst deze tochten? en hoe kan men met extra-rijtuig in deze bergachtige streken reizen? er zijn geen wegen. Men kan alleen te paard reizen. Zelfs de brug over de Durance bij Château-Arnoux kan nauwelijks ossenkarren dragen. Maar deze priesters zijn allen gelijk: hebzuchtig en gierig.

De ~schraapzuchtige~ is ook hebzuchtig; hij wil overal nog iets van afschrapen, wat een ander niet doen zou, doordat het de moeite niet loont. Hij verbiedt bijv. den armen drommel op zijn landgoed een paar takkenbossen te sprokkelen: hij verlangt er geld voor.

De duc denkt al, dat hij het spel verliest. Maar André, verontwaardigd over des ducs voorstel, loopt op en neêr, op en neêr, het wilde beest gelijk. En wat krijg ik er voor? zegt André eindelijk, stil staande voor den duc. Een goed souper daarna. Een lekkere bouillabaisse, in de Réserve, is het hertogelijk antwoord. Honderd franc, zegt André, zijn oogen hebzuchtig in de mijne.

Welk onderscheid is er tusschen: Zijn geweten ~beschuldigde~ hem, en: zijn geweten ~klaagde~ hem ~aan~? Gierig vrekkig karig hebzuchtig schraapzuchtig inhalig. Overdreven begeerig, om geld en goed te bezitten.

Lucullus moest de gemaakte veroveringen prijs geven en werd teruggeroepen . Hij zeide hierop het staatsleven vaarwel. Hij was ontzaggelijk rijk, doch in tegenstelling van zoovele anderen streng eerlijk en niet hebzuchtig. Hij was een der beschermers van den dichter Archias en zelf een kenner der grieksche literatuur. In zijne jongere jaren had hij in het Grieksch den bondgenootenoorlog beschreven.

En met rede; daar tusschen de zure lijsterbessen het niet den zoeten vijgeboom voegt vruchten te dragen. 67 Een oud gerucht, dat in de wereld is, noemt ze blind: een hebzuchtig, afgunstig en hoovaardig volk zijn ze: van hunne hebbelijkheden maak dat gij u rein houdt.

De jonge man van kleinen adel, die sedert zijn schooltijd verdorven is, hebzuchtig geworden en eergierig, tot alles bereid, zal wel een kamertje weten te vinden in de monstergebouwen der centrale administraties te Sint-Petersburg. Als hij laaghartig is, zal hij wel spoedig bevorderd worden. De promotie gaat zeer snel. Verscheiden hooge ambtenaren van het keizerrijk zijn niet ouder dan dertig jaar.

"Nu, wat moet je er voor hebben?" vroeg hij, en de achteloosheid van zijn houding was buitengewoon goed. "Ik wil " begon Mapoehi, en achter hem, als een lijst om zijn eigen donker gezicht, knikten de donkere gezichten van twee vrouwen en een meisje instemming met wat hij wilde. Hun hoofden staken naar voren, er leefde een onderdrukte begeerte in, hun oogen schitterden hebzuchtig.

~Hebzuchtig~ is hij, die alles zelf wil hebben ten koste van anderen, en wien het leed doet, dat hij niet alles heeft; ~inhalig~ wijst aan, dat men zooveel mogelijk naar zich toe tracht te halen. ~Hebzuchtig~ ziet meer op een eigenschap van het karakter; ~inhalig~ doelt meer op een daad, waaruit die hebzucht spreekt.