United States or Portugal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bij ossenvleesch dat niet zeer vet is en waarvan men toch jus wil hebben, kan men zeer goed versch runderniervet, aan dobbelsteentjes gesneden, uitbraden. Herten- en rheevleesch kan zeer goed met half boter, half versch spek worden gebraden; evenzoo een haas. Bij schapenvleesch kan men ook voor de helft spek bij de boter doen.

Als alles nog enkele minuten heeft doorgekookt, dient men de soep op met geroosterde dobbelsteentjes van oudbakken wittebrood. Boschbessensoep. Na boschbessen goed gereinigd en gewasschen te hebben, doet men ze in kokend water en laat ze even doorkoken, wrijft ze daarna door een zeef, doet er het noodige water bij, bindt het verdunde sap met maizena en zoet het met donkerbruine suiker.

Spek wordt aan dobbelsteentjes gesneden en zacht gebakken; vervolgens met 3 eijerdoijers, 1 lepel meel, 5 lepels azijn, wat water en zout door elkaâr geroerd en, onder gestadig roeren, dik gekookt. Deze saus laat men koud worden en geeft haar over salade. Citroensaus. Deze saus is zeer smakelijk over kalfsgehakt.

Is daarentegen het vleesch aan dobbelsteentjes gesneden, dan zet men de worst met wat water in eene gesloten pan gedurende een uur te koken, neemt daarop, om het overgeblevene wat te laten verdampen, het deksel van de pan af, legt er een stuk boter in, en laat zoo de worst op beide zijden licht bruin braden, zonder dat zij hard wordt.

Daarna bestrooit men hem met 1 o., 2 1/2 l. spek, dat aan kleine dobbelsteentjes gesneden is, en wat komijn. Men bakt hem bij goede warmte ongeveer drie kwartier. Gekloofde koek. Men neemt 7 1/2 o. bloem, 2 1/2 o. boter, 2 1/2 o. rozijnen zonder pitten, 1 o., 2 1/2 l. suiker, ruim 3 m. melk, 1/2 o. gist, 1 1/2 theelepel zout, en kruiderijen naar verkiezing.

Als de knoedels naar boven stijgen, zijn ze gaar en worden ze met een frituurlepel uit het kokende vocht genomen en zoo spoedig mogelijk opgediend. In het water, waarin de knoedels gekookt worden, doet men altijd wat zout. Aardappelknoedels. Men maakt dobbelsteentjes van bruin- of wittebrood, fruit die geel in boter of in slaolie.

Vervolgens smelt men 8 o., 7 1/2 l. suiker met wat rozen- of oranjewater, en als zij kookt en geschuimd is, voegt men er het volgende bij: 1 ons geconfijte oranjeschillen, aan dobbelsteentjes gesneden, de fijngesnipperde schil van 1 citroen, 1 o. amandelen, waarvan 1/3 gedeelte bittere, aan lange reepjes gesneden, 1 1/2 l. gestooten kaneel, 8 w. gestooten nagelen, 6 w. gestooten cardamom, en eindelijk ook de gebakken stukjes deeg.

Van een liter aardappelen fijngemaakt en 200 gram grof tarwemeel met 2 geklutste eieren, goed gekneed, zoodat het deeg niet meer aan de handen kleeft, maakt men ballen, met juist in het midden een van de gefruite dobbelsteentjes. Men kookt ze in kokend water in een kwartier gaar. Men kan ze opdienen met de meeste sausen uit Hoofdstuk V of met gestoofde gedroogde vruchten. Appelknoedels.

Als de soep nog eenige minuten heeft doorgekookt, kan men ze opdienen met geroosterde dobbelsteentjes van oudbakken wittebrood. Boonensoep. Men fruit fijn gesneden uien in boter lichtbruin, doet deze er bij, laat alles doorkoken, vet dan de soep naar keuze met natuurboter of plantenvet, zout de soep naar smaak en laat ze dan nog ongeveer een kwartier op een zacht vuur doorkoken.

De soep wordt gebonden met bloem in boter lichtbruin gefruit. Zout naar smaak. Men dient de soep op met dobbelsteentjes geroosterd oudbakken wittebrood. Koolsoep I. Rauwe kool wordt fijn gesneden, daarna met boter gefruit. De gefruite kool zet men ruim met heet water op. Is de kool gaar, dan wordt de soep gebonden met bloem, licht gefruit in boter.