United States or Latvia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is het levensgevoel der mystiek, wat deze allen gemeen hebben, zei ik. En tevens duidde ik vluchtig aan, hoè dat levensgevoel zich aan de voelers-zelve en door hun werken aan ons openbaarde. Maar zoo ge mij zoudt zeggen, dat ge daaraan niet genoeg hebt en eene zuivere en scherp-omlijnde definitie begeert, wel dan zou ik U moeten antwoorden, dat ge een dwaas verlangen uit en ik wel een heel erg ijdele poseur en droogstoppel zou moeten wezen, om aan dat verlangen toe te geven. Een dergelijke definitie zou slechts den naam, niet het wezen definieeren, en zij heeft groote kans, juist omdat hier het wezen zoo hoog en ver aan zijn naam is ontgroeid, den weetgierige op een dwaalspoor te brengen. Ja, zelfs al de etymologie van het woord, die terugvoert naar een Grieksch, dat zooveel als ingewijde in een geheim-symbolischen gods-dienst beteekent, zou u onmiddellijk aan de-hemel-mag-weten welken hokuspokus en toovenaarachtige ritualiën doen denken. En nochtans hoe ver is de mystiek, waarvan we hier spreken, van dergelijke dingen verwijderd. Indien ik al met nog ièts mijn woorden van zooeven op dezen oogenblik kan verduidelijken, dan, dunkt mij, kan het alleen dit zijn: de mystieke levensstaat is: te leven in zulk een allerzuiverste en allerinnigste liefde tot God, dat de aldus in volle overgave lievende mensch zieh zijn eigen wezen voelt ontglippen en verloren gaan in het wezen Gods, en, in stede dus van zich-zelf langer te voelen of te kennen, God kent. Dit is de Mystiek, dit is de mystiek van het Lied-der-Liederen, van Ruusbroec en van Hildewijch.... En voor thans zij er hier genoeg van gezegd. Want konden ook deze weinige woorden moeielijk gemist [p.237] worden ter inleiding van de bespreking en het begrijpelijk maken van het religieus gevoel, waaruit de wonder-teere en zoete sproke van Beatrijs is opgebloeid, toch zijn diè mystiek en dat religieus voelen, ofschoon men, en terecht, ook dat van mystischen aard acht, niet één. Maar de eerste verhoudt zich hier tot het laatste, zooals een ding zich tot het vermogen om dat ding te beelden verhoudt, of een daad tot het vermogen om van die daad te verhalen. Immers: de beelder van een ding en de verhaler van een daad, moeten wel, verondersteld dat hunne beelding en hun verhaal goed zijn, een zeer diep en klaar inzicht in de natuur van dat ding en die daad hebben, maar daarom bezitten zij-zelf de eigenschappen van dat ding nog niet, en daarom zijn zijzelf nog niet in staat die daad te doen. En zoo nu, dunkt mij precies, de verhouding tusschen Ruusbroec en Hildewijch eenerzijds en den onbekenden dichter der Beatrijs anderzijds. De eersten zijn mystieken en hun werk is, in zijn hoogst bereiken, een mystiek-gebeuren dat is dus eene versmelting in liefde van de menschenziel in God ; de laatste is een aanschouwer en doorproever van een mystiek gebeuren en zijn werk is een beelding daarvan, en goed beschouwd is het zelfs dit niet zuiver, maar beeldt het voornamelijk een gevolg van een in een mensch ten deele zelfs verleden en verwelkte mystieke liefde, zij het een allerschoonst en heerlijk gevolg: een "mirakel," waarin een incarnatie van het Goddelijke, de "soete en suivere Maghet" voor een zwak geworden en in haar Godsliefde te kort schietende non, den last opneemt en het werk verricht, door haar van zich geworpen en verlaten .... Maar dan ook juist daarom: omdat dit dicht dat tot de schoonste nalatenschap der middeleeuwen behoort niet uit het allerhoogste mystieke levensgevoel-zelf is geschreven, doch er niet meer dan een reine n

Dit leven, deze menschelijkheid-van- vleesch-en-bloed, zij zijn des te meer opmerkelijk, omdat hier niet maar bloot 'n paar huichelachtige menschen zijn geheeld, máár: personificaties van het allerinnigste wezen der huichelarij en valsche vroomheid.

"Rob," zeg ik zacht en in mijn zeggen ligt mijn allerinnigste overtuiging: "Het lijkt me zoo goed, om het leven te nemen zooals het komt... We hebben zoo dikwijls ernstig gezegd tot elkander, dat leven een phase tot dood is... en er niets in d