United States or Caribbean Netherlands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar de vreeslijke boeven riepen, dat zij hun ezel geven wilden voor meel, want dat zij honger leden, dat zij voor een kleinen zak meel hun ezel geven wilden... De opzichter naderde met zijn slaven en klaarblijkelijk gevoelde dat molenaarsvolk walging van de drie mizerabele verworpelingen zoo als zij, de wilde-mannen, bijna schuw waren dichter te naderen waar werkelijke menschwezens woonden.

Onderwijl lette ik alles goed op en had ik ook eén oogenblik gedacht mij aan de roovers bekend te maken, ik zoû nu wel oppassen dat te doen; een ezel blinddoekten zij niet, als zij een man hadden gedaan, een ezel lieten zij vrij rond blikken en op letten.... En ik lette op, terwijl wij langs den heeten wand van het gebergte trokken, het stond soms als met kalkwitte, brokkelige tafelen op dat deze roovers, die ons hadden overmeesterd, geen ruwe wilde-mannen waren, maar sommigen eer mannen van zeker aanzien: er schenen meesters en dienaren onder te zijn; de hoofdman zelve, dien zijne makkers Dionyzius noemden, was een kloek gebouwde, jonge man, trotsch en gebiedend, maar beleefd tegen over zijne gevangene en geen onvertogen woord voegde eén van hen Charis tegen; reeds gelatener lachte zij in de mantelplooien, die Dionyzius, bijna schertsende, om haar heen trok.

Ja, zij waren roovers; geen armoedige, barre, weêrzin en afgrijzen wekkende wilde-mannen des wouds, als mij hadden gestolen uit de houthakkershut, maar wel twintig, dertig groote, sterke, gewapende roovers in korte mantels gehuld en met groote hoeden op.... Zij slopen wel tusschen het lagere hout vermoedelijk om niet langs den heirweg te gaan maar zij praatten toch en lachten zelfs onder elkaâr, als of zij hier thuis en bekend waren.

Meer dan ik hen zag in stormgeweld en regengestriem, voelde ik hen, de havelooze schavuiten en schurken, zoo als er zich naamloos en wetloos verbergen in het gebergte, de haren en baarden en nagels nimmer geknipt, nauwlijks bedekt met lompen en schurftige schapenhuid, wilde-mannen meer dan menschelijke wezens, voor wie zelfs de saters der wouden vreezen en de verdwaalde nymfen zich verschuilen in de spleten der doorbliksemde boomstammen.

Maar toen scheen de opziener zijn afkeer wel te bedwingen, naderde hij; de wilde-mannen stegen af, de slaven wierpen hun een zak meel toe en maakten zich van mij meester. De wilde-mannen verdwenen dadelijk en de opziener zeide: Het is een afgebeulde ezel, maar altijd nog goed genoeg om een molensteen te draaien: hij kan dan draaien tot hij er bij neêr valt.